Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2294

Zaaknummer

11-137

Inhoudsindicatie

klaagster verwijt verweerder zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van haar te hebben geschonden en daardoor haar leven in gevaar te hebben gebracht. Verweerder heeft niet als advocaat opgetreden voor klaagster. Er heeft slechts een enkel telefoongesprek plaatsgevonden tussen partijen over een privékwestie van een kantoorgenoot van verweerder. Onvoldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

11 – 137

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

inzake:

[klaagster]

wonende te [plaats]

hierna te noemen klaagster

tegen:

[verweerder]

advocaat te [plaats]

hierna te noemen verweerder

1. Bij brief d.d.  8 juli 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem. Op verzoek van klaagster heeft de deken de klacht bij brief van 24 oktober 2011 ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. Deze brief met daarbij het dossier bestaande uit 9 stukken is bij de raad binnengekomen op 25 oktober 2011.

2. De klacht heeft de volgende achtergrond. Klaagster heeft verweerder op 31 mei 2011 telefonisch benaderd onder haar politieke schuilnaam “mevrouw [……..]”. Zij gebruikt deze schuilnaam omdat zij al meer dan 20 jaar actief is tegen het [……..] regime. In het telefoongesprek van 31 mei 2011 heeft zij verweerder informatie verschaft over zijn stagiaire, mr. [X]. Klaagster stelt dat zij in het telefoongesprek met verweerder is overeengekomen dat hij het verhaal over mr. [X], dat zij hem verteld heeft, aan derden zou mogen vertellen maar dat hij haar naam geheim zou houden. Enkele weken later ontving klaagster een brief van mr. [X] waaruit blijkt dat verweerder hem zowel het verhaal als ook haar (schuil)naam heeft verteld.

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door de door hen overeengekomen geheimhouding te schenden. Daardoor heeft hij haar leven in gevaar gebracht.

4. Verweerder heeft verweer gevoerd. Hij wijst erop dat klaagster geen cliënt van hem is (geweest). Hij heeft dan ook geen geheimhoudingsplicht jegens haar. Het bewuste telefoongesprek herinnert hij zich als een telefoongesprek met een voor hem onbekende vrouw. In dat telefoongesprek heeft klaagster noch haar naam, noch haar schuilnaam aan verweerder verteld. Later is gebleken dat zij haar schuilnaam, mevrouw [……..], aan de secretaresse had doorgegeven. Mr. [X] heeft later via de secretaresse te horen gekregen dat er een mevrouw [………] gebeld had en vermoedde daarbij dat het om klaagster ging. Vervolgens heeft mr. [X] klaagster een brief geschreven waarin hij haar heeft gesommeerd te stoppen met het verspreiden van valse beschuldigingen over hem.

5. Op de klachten kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

6. Gedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer er hetzij voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

7. I.c. is aan geen van beide voorwaarden voldaan. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Deze beslissing is gegeven op 21 november 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, fungerend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 21 november 2011.

Voorzitter