Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1783

Zaaknummer

B 116 - 2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om zijn cliënt, na bestudering van het dossier, het starten van een procedure te ontraden. Een advocaat is niet verplicht een in zijn ogen kansloze procedure te starten. Gegeven advies behoorde tot de beleidsvrijheid van een advocaat.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

B 116 – 2010 – verzet

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzet tegen een voorzittersbeslissing

 

betreffende een klacht van  

 

X,

klager,

 

tegen

 

Y,

verweerder.

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 18 juli 2010, door de raad ontvangen op 20 juli 2010 heeft klager tijdig verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad dd. 7 juli 2010, verzonden op 9 juli 2010.

 

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klager dd. 25 april 2011.

 

1.3       Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 16 mei 2011.

Klager heeft de raad bij brief dd. 25 april 2011 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

 

2. De feiten

 

            De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.

 

3. De klacht

 

            De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft klager bij brief dd. 11 april 1995 onjuist geadviseerd.

 

 

 

 

4. Beslissing van de voorzitter

 

4.1       Het stond verweerder vrij om, na bestudering van het dossier, klager te adviseren geen procedure te starten. Een advocaat is niet verplicht een in zijn ogen kansloze procedure te starten.  

 

4.2.      De stelling van klager dat uit het arrest van het gerechtshof dd. 22 september 2009 valt af te leiden, dat hij in het gelijk zou zijn gesteld indien hij eerder in de procedure de in de herroepingsprocedure overgelegde literatuur uit de jaren 1970/1980 zou hebben overgelegd, berust op een onjuiste interpretatie van voormeld arrest. Uit voormeld arrest valt op geen enkele wijze af te leiden dat verweerder op 11 april 1995 kennelijk onjuist heeft geadviseerd. Het gegeven advies behoorde tot de beleidsvrijheid die verweerder als advocaat toekwam.

 

4.3.      De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

 

5. Het verzet

 

5.1              In zijn verzet voert klager samengevat het volgende aan:

Klager heeft geen verzetsgrond geformuleerd tegen de omschrijving van de klacht, wel tegen het feit dat de voorzitter niet het beginsel van hoor en wederhoor heeft toegepast door aan verweerder gelegenheid te geven te reageren op de tegen hem ingediende klacht die luidt: verweerder heeft klager op 11 april 1995 onjuist geadviseerd, hetgeen blijkt uit het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 22 september 2009.

 

6. Beoordeling van het verzet

 

6.1.      De deken heeft klaarblijkelijk aanleiding gezien om de klacht van klager direct door te geleiden naar de raad van discipline zonder eerst verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op de door klager ingediende klacht. Voor zover de deken hiermee de aan hem toekomende beleidsvrijheid bij de behandeling van een klacht al zou hebben overschreden, is klager hierdoor niet in zijn belangen geschaad, nu zijn klacht direct ter beoordeling aan de raad van discipline is voorgelegd. De voorzitter van de raad heeft de klacht beoordeeld en als kennelijk ongegrond afgewezen, waartegen het verzet van klager zich richt. De raad verstaat het verzet van klager aldus dat hij zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter.

 

6.2.      Het onderzoek van de raad in verzet heeft niet geleid tot een vaststelling van andere feiten danwel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond worden afgewezen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7. Beslissing

 

 

De raad wijst het verzet als ongegrond af.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, P.A.M. van Hoef, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2011.

 

 

griffier                                                 voorzitter

 

 

 

 

 

Verzonden op: 5 juli 2011

 

 

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.