Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1322
Zaaknummer
10-159A
Inhoudsindicatie
Verzetszaak. Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartijen van klager.
Inhoudsindicatie
Het verzet van klager heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd – ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 31 januari 2011
in de zaak 10-159A
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 28 april 2010, door de raad ontvangen op 29 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klager is verzonden.
1.3. Bij brief van 11 juni 2010, op 14 juni 2010 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 17 november 2010, in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennisgenomen van:
a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 8);
b. het verzetschrift van klager van 11 juni 2010, de brief van klager aan de raad van 31 mei 2010, een arrest van 21 september 2010 en een brief van klager aan de raad van 12 november 2010.
2. Klacht; het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij in de memorie van antwoord heeft gesteld dat in mei 2002 een grote som geld van de stichting is verdwenen naar een ontraceerbare bestemming en dat onder meer klager op enig moment besloot met het liquide vermogen van de stichting te gaan beleggen waarmee verweerder naar de mening van klager feitelijke gegevens verstrekt heeft waarvan hij weet, althans behoort te weten dat die onjuist zijn.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder volgens klager behulpzaam is bij het verdoezelen van de door ING Bank N.V. gepleegde strafbare feiten en dat hij de belangen van klager op nodeloze en ontoelaatbare wijze schaadt.
3. Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Op 4 april 2003 is klager met vier andere partijen gedagvaard door een stichting. Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 25 juli 2007 zijn de gedaagden, waaronder klager, veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Klager heeft appèl ingesteld.
3.2 Verweerder behartigt de belangen van klagers wederpartijen in deze procedure.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft derhalve terecht en op grond van de juiste overwegingen beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt heeft overschreden.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
de raad van discipline:
verklaart het verzet van klager ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
• klager
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.