Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1798
Zaaknummer
R. 3706/11.108
Inhoudsindicatie
Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 6 december 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 9 mei 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klager verwijt verweerder, dat verweerder:
a. heeft geweigerd om zich in een procedure te beroepen op het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen klager en V. Holding en dat hij niet de originele stukken aan klager heeft willen toezenden;
b. klager twee keer dezelfde griffiekosten in rekening heeft gebracht;
c. heeft geweigerd klager in hoger beroep bij te staan.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Klager heeft op 17 oktober 2006 een agentuurovereenkomst gesloten met V. Holding.
- Op 16 september 2007 heeft klager een verkeersongeluk gehad, waardoor hij arbeidsongeschikt is geraakt.
- Bij brief van 30 september 2007 heeft V. Holding aan klager aangekondigd de agentuurovereenkomst te beëindigen.
- Mr. F. heeft voor klager toentertijd een kort geding en bodemprocedure aanhangig gemaakt.
- Bij vonnis in kort geding van 2 juni 2008 van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, zijn de door klager gevorderde voorzieningen afgewezen.
- Verweerder heeft de zaak van mr. F. overgenomen, nadat deze zich als advocaat had laten uitschrijven.
- Op 4 december 2009 heeft de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, in de bodemprocedure vonnis gewezen. De Rechtbank heeft de vordering van klager gedeeltelijk toegewezen.
- Bij brief van 22 september 2010 heeft verweerder klager bevestigd dat hij niet langer als advocaat van klager zal optreden. Voor zover in deze relevant heeft verweerder klager in die brief voorts geschreven:
“U verzocht mij aan u het procesdossier in origineel ter hand te stellen, alsmede de originele stukken uit het dossier aan u te overhandigen. U gaf aan, dat u het procesdossier en de originele stukken vrijdag 24 september a.s. om 14.00 uur bij mij op kantoor komt ophalen. Dit is akkoord. De stukken zullen dan op het secretariaat klaarliggen.
Voorts gaf u aan zeer te tevreden te zijn over het werk van mr. F. (red.). U wenst niet, dat ik de werkzaamheden voortzet, omdat ik mijn twijfels heb uitgesproken over de haalbaarheid van deze kwestie. Dit is uw keuze, die ik dien te respecteren. Ik zal dit dan ook doen.”
- Nadat verweerder bekend was geworden met de naam van de opvolgend advocaat van klager heeft hij aan die advocaat de originele memorie van grieven en nog enkele andere originele stukken uit het dossier toegezonden.
Beoordeling van de klacht
Ten aanzien van klachtonderdeel a
4.1 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij zelf geen processtukken in de zaak van klager heeft ingediend. Gelet hierop treft de klacht van klager, dat verweerder zich in de procedure niet zou hebben beroepen op het bestaan van een arbeidsovereenkomst, geen doel. Verweerder heeft voorts erkend dat hij in eerste instantie abusievelijk niet alle originele stukken aan klager heeft overhandigd. Verweerder heeft deze omissie gecorrigeerd door na ontdekking hiervan de ontbrekende stukken aan de opvolgend advocaat van klager te sturen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
4.2 Verweerder heeft het verwijt omtrent de dubbele betaling van de griffierecht betwist en aangetoond dat er in de zaak van klager door het kantoor van verweerder driemaal griffierecht is betaald en doorbelast aan klager, te weten in het kader van het kort geding, de bodemprocedure en het hoger beroep. Dit klachtonderdeel treft evenmin doel.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
4.3 Gelet op hetgeen over en weer is gesteld kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft geweigerd klager in hoger beroep bij te staan.
4.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Beslissende
wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 13 mei 2011.
Plv. voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.