Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2250
Zaaknummer
11-256A
Inhoudsindicatie
”vaststelling vergoeding rapporteur. De raad stelt, voor de toepassing van artikel 60d lid 4, eerste zin, de eigen schrapping van het tableau van verweerder gelijk met een beslissing op grond van artikel 60b lid 1, zodat verweerder de kosten van de rapporteur moet betalen.”
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 december 2011
behorende bij de beslissing van 16 september 2011
in de zaak 11-256A
De raad van discipline heeft, op grond van artikel 60d lid 3 Advocatenwet, het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van voormelde beslissing inzake het verzoek van:
de deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Amsterdam
ten aanzien van:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Feiten
1.1 Bij beslissing van 16 september 2011 heeft de voorzitter van de raad van discipline het door de deken op 18 augustus 2011 ingediende verzoek ex artikel 60c Advocatenwet toegewezen. Daarbij werd mr. F.T. Panholzer, advocaat te Amsterdam, aangesteld als rapporteur als bedoeld in artikel 60c lid 1 Advocatenwet, teneinde een oordeel te vormen over de in deze beslissing onder 4.1 en 4.2 genoemde punten. Daarbij heeft de voorzitter van de raad van discipline tevens bepaald dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een ten laste van verweerder te brengen vergoeding van ten hoogste EUR 250,- per uur (excl. BTW) met een maximumbedrag van EUR 2.500,- (excl. BTW).
1.2 De rapporteur heeft op 19 september 2011 een aanvang gemaakt met zijn werkzaamheden. Deze hebben geresulteerd in een verslag in de zin van artikel 60g lid 1 Advocatenwet, bestaande uit een eerste rapportage d.d. 13 oktober 2011 en een nadere rapportage d.d. 24 november 2011.
1.3 De rapporteur heeft zijn werkzaamheden en de bevindingen in zijn verslag toegelicht ter zitting van de raad op 28 november 2011. Verweerder is niet ter zitting verschenen, ondanks dat hij voor de zitting is opgeroepen op zijn bij de orde bekend zijnde kantooradres en woonadres en door de rapporteur is ingelicht over de zittingsdatum. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Verweerder heeft zich per 15 oktober 2011 van het tableau laten schrappen.
1.5 De rapporteur heeft in zijn verslag en ter zitting van de raad de verwachting geuit dat niet langer werkzaamheden ten behoeve van cliënten van verweerder te verrichten zijn. Verweerder is sinds begin 2010 arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten. Sindsdien is de praktijk van verweerder in omvang afgenomen; inmiddels zijn de laatste dossiers van verweerder overgenomen door andere advocaten.
1.6 De rapporteur ziet daarom geen aanleiding voor door de raad te treffen voorzieningen in de zin van artikel 60b Advocatenwet met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder. De deken heeft de raad bericht dat hij geen verzoek doet op grond van artikel 60b lid 1 en instemt met de bevindingen van de rapporteur.
1.7 De rapporteur heeft sinds 19 september 2011 gedurende 8,8 uren werkzaamheden verricht. Tegen een uurtarief van EUR 250,- bedraagt zijn honorarium aldus EUR 2.210,-, te vermeerderen met BTW. De kosten van de werkzaamheden van de rapporteur bedragen derhalve in totaal EUR 2.629,91 (incl. 19% BTW).
2 Beoordeling
2.1 Nu verweerder zich, naar aanleiding van zijn gesprekken met de rapporteur, per 15 oktober 2011 van het tableau heeft laten schrappen en de deken aan de raad heeft bericht geen verzoek op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet in te dienen, komt de de raad niet toe aan een beslissing op grond van artikel 60g lid 3 en artikel 60b lid 1 Advocatenwet.
2.2 De raad ziet in de onderhavige omstandigheden echter aanleiding om verweerders schrapping van het tableau voor de toepassing van artikel 60d lid 4, eerste zin, Advocatenwet gelijk te stellen met een beslissing op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet. Daartoe overweegt de raad dat verweerder de kosten van de rapporteur moet betalen op grond van artikel 60d lid 4 Advocatenwet, ondanks het feit dat hij zich van het tableau heeft laten schrappen.
2.3 Het onderzoek van de rapporteur op grond van de beslissing van 16 september 2011 is afgerond, zodat de raad thans een beslissing zal geven over de kosten van zijn werkzaamheden. De raad is van oordeel dat de hiervoor in 1.7 genoemde kosten van de werkzaamheden van de rapporteur redelijk zijn en aan hem vergoed dienen te worden.
2.4 In verband met het feit dat verweerder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en geen inkomsten genereert, gaat de raad ervan uit dat verweerder thans niet in staat is de kosten van de rapporteur te betalen. Naar analogie van het bepaalde in artikel 60d lid 4 en 5 Advocatenwet dient de orde van advocaten te Amsterdam zorg te dragen voor betaling van de in 1.7 genoemde kosten aan de rapporteur. Tevens zal worden bepaald dat de Orde van Advocaten te Amsterdam het door haar te betalen bedrag op verweerder kan verhalen, zodra hij weer verhaal biedt.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- stelt het mr. F.T. Panholzer, advocaat te Amsterdam, toekomende honorarium vast op EUR 2.629,91 (incl. BTW);
- bepaalt dat dit bedrag ten laste van verweerder komt;
- bepaalt dat dit bedrag voorhands zal worden voldaan door de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, die dit vervolgens kan verhalen op verweerder.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, en mrs. B. Roodveldt, M.W. Schüller, J.H.P. Smeets, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2011.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 19 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de rapporteur
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.