Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2376
Zaaknummer
11-51
Inhoudsindicatie
Verweerder treft een tuchtrechtelijk verwijt met betrekking tot uitlatingen van een medewerkster van zijn kantoor, tevens echtgenote van verweerder, ten overstaan van klaagster. Overig onbetamelijk gedrag onvoldoende komen vast te staan.
Uitspraak
11-51
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 11 mei 2011 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers namens mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
[ ],
wonende te [ ]de,
hierna te noemen klaagster
tegen
mr.[ ],
advocaat te[ ],
hierna te noemen verweerder
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechthof te Arnhem van 27 juni 2011. Ter zitting zijn klaagster, vergezeld door haar partner [ ] en verweerder verschenen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. H.J.P. Robers, A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma en C.J. Lunenberg-Demenint, leden van de raad en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.
2. De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door:
a. bij de behandeling van de door klaagster aan hem toevertrouwde zaak, zakelijk en privé onvoldoende te scheiden;
b. onvoldoende respectvol en professioneel op te treden en door met zijn gedrag de grenzen van het betamelijke te overschrijden. Daardoor en doordat inbreuk werd gemaakt op de geheimhoudingsplicht, werd klaagster ook door de echtgenote van verweerder geconfronteerd met een ongefundeerde beschuldiging.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoegd. Kort weergegeven luidt dit verweer dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt past omdat er geen sprake is geweest van verstrengeling tussen zakelijk en privé en hij zich tegenover klaagster respectvol en professioneel heeft gedragen. Aan verweerder was niet bekend dat zijn echtgenote, werkzaam op verweerders kantoor, contact heeft opgenomen met klaagster en klaagster ten onrechte heeft beschuldigd. Voor de gedragingen van zijn echtgenote kan verweerder niet aansprakelijk worden gehouden. De door de echtgenote aangeboden bloemen en excuses zijn aanvaard door klaagster.
4. Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens. Verweerder stond klaagster in twee kwesties bij. Een van deze kwesties betrof de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een zoon van klaagster. In deze procedure vond op 28 oktober 2010 de mondelinge behandeling plaats. Klaagster is met verweerder vanuit [ ] meegereden naar de zitting. Verweerder heeft klaagster op de terugweg afgezet op het station [ ]. Klaagster werd vervolgens in de trein gebeld door de echtgenote van verweerder die bij klaagster informeerde of zij een relatie met haar echtgenoot onderhield. Deze echtgenote heeft klaagster nadien ook per sms berichten gestuurd waarin zij aanvankelijk haar beschuldiging dat klaagster een relatie zou onderhouden met verweerder handhaafde. Klaagster heeft vervolgens een brief d.d. 28 oktober 2010 van de echtgenote van verweerder ontvangen, gedrukt op het briefpapier van het kantoor van verweerder, waarin deze klaagster op indringende wijze verzoekt verweerder met rust te laten. De echtgenote van verweerder heeft daarbij verwezen naar bijbelteksten waarin wordt gesproken over “hoereerders” en “overspelers”. Nadien heeft de echtgenote van verweerder haar beweringen ten overstaan van klaagster ingetrokken en heeft excuses aangeboden.
5. De raad beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.
Klachtonderdeel a.
Klaagster stelt dat verweerder vlak na de zitting, tijdens de autorit van A naar B, avances heeft gemaakt tegen klaagster door te zeggen een relatie met klaagster te willen aangaan. Klaagster voelde zich hierdoor geschoffeerd, omdat verweerder zijn positie als vertrouwenspersoon zou hebben misbruikt. Verweerder heeft erkend dat hij met klaagster over zijn persoonlijke situatie heeft gesproken, maar heeft ontkend avances te hebben gemaakt. Met klaagster is de raad van mening dat een advocaat ervoor dient te waken dat een verstrengeling van (persoonlijke) belangen ontstaat, waardoor hij de, voor een goede beroepsuitoefening, vereiste onafhankelijkheid en vrijheid in gevaar zou kunnen brengen. Onvoldoende is echter komen vast te staan dat verweerder daadwerkelijk aan klaagster kenbaar heeft gemaakt een relatie met haar te willen en dat hij daardoor de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.
Klachtonderdeel a. is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel b.
Klachtonderdeel b valt uiteen in twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft het optreden van klager zelf. Het tweede onderdeel betreft het optreden van de echtgenote van klager.
Onvoldoende is komen vast te staan dat verweerder door zijn eigen optreden de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. In zoverre is klachtonderdeel b dan ook ongegrond.
Echter, anders dan verweerder meent, kan verweerder wel degelijk verantwoordelijk worden gehouden voor handelen of nalaten van medewerkers en personeel van zijn kantoor. Gedragsregel 6 lid 3 bepaalt dat een advocaat aan zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding dient op te leggen, als die voor de advocaat zelf geldt. Hieruit vloeit voort dat een advocaat, bij schending van de geheimhouding door een medewerker of personeelslid, tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. De echtgenote van verweerder is tevens medewerkster van het kantoor van verweerder. In die kwaliteit heeft zij kennis gekregen van vertrouwelijke informatie, klaagster betreffende. Doordat de echtgenote zich (als echtgenote van verweerder) heeft gewend tot klaagster en haar heeft geconfronteerd met die informatie en daarbij bovendien gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van kantoor, heeft de echtgenote als medewerkster van het kantoor haar geheimhoudingsplicht ten opzichte van klaagster geschonden.
Zoals hiervoor overwogen kan verweerder daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. Klachtonderdeel b. is in zoverre dan ook gegrond.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
Klachtonderdeel a. is ongegrond; klachtonderdeel b. is deels ongegrond en gegrond, voor zover hiervoor overwogen. Aan verweerder wordt een enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2011.
griffier voorzitter