Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2152
Zaaknummer
6103
Inhoudsindicatie
Verzoek tot herziening niet ontvankelijk. Het hof acht alleen een verweerder ontvankelijk jegens wie de beslissing is genomen wanneer er sprake is van schending van fundamentele rechtbeginselen.
Uitspraak
11 juli 2011
No. 6103
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het herzieningsverzoek van
verzoeker tot herziening.
1. Het geding in eerste aanleg.
Bij beslissing van 9 februari 2010, onder nummer 09-197A, heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) een klacht van verzoekster tot herziening (hierna: verzoekster) deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
Op het door verzoekster tegen voormelde beslissing ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beslissing van 10 januari 2011 de beslissing van de raad bekrachtigd.
3. Het verzoek tot herziening
Het verzoek, gedateerd 24 mei 2011, waarbij verzoekster het Hof van Discipline om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing is op 24 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
4. De beoordeling
4.1 Tegen een beslissing van het Hof van Discipline is in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. In zijn beslissing van 14 juni 1999, gegeven onder nummer 2509, heeft het hof beslist dat in een uitzonderlijke situatie er wel aanleiding kan zijn voor een herziening, namelijk in die situatie waarin sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. In die zaak was een herzieningsverzoek ingediend door de verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel was opgelegd. In zijn beslissing van 15 oktober 2007, gegeven onder nummer 4727, heeft het hof beslist dat de hiervoor omschreven uitzondering beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
4.2. Dit betekent dat het onderhavige verzoek tot herziening niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoekster in haar verzoek tot herziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De beslissing
Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 10 januari 2011.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, A.G. Scheele-Mülder, L. Ritzema, G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2011.