Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1471
Zaaknummer
5781
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerder geen verantwoording over voorschotdeclaraties wil afleggen.
Uitspraak
14 januari 2011
No. 5781
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klager
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 maart 2010, onder nummer 09-288A, aan partijen toegezonden op 23 maart 2010, waarbij ten aanzien van een klacht van klager tegen verweerder het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad gegrond en de klacht ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 april 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- schrijven van klager aan het hof van 22 april 2010;
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 november 2010, waar klager en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt het volgende in:
1. Klager verwijt verweerder dat hij geen rekening en verantwoording wil afleggen over (voorschot)declaraties die hij in rekening heeft gebracht voor zijn werkzaamheden. Voorts staan de arbitragekosten volgens klager niet in verhouding tot het belang van de zaak.
2. Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij, aldus klager, niet die zorg betracht die jegens de cliënt in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3. In verzet heeft klager er nog op gewezen dat de arbitragekosten ook te hoog zijn in verhouding tot het belang van de zaak, nu de arbitrage inmiddels na inschakeling van andere arbitrages wel ten einde kwam, in die zin dat een schikking tussen partijen werd getroffen.
4. De feiten
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5. De beoordeling
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 maart 2010 onder nummer 09-288A.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, plv. voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.