Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1395

Zaaknummer

5743

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Advocaat mocht het standpunt van zijn cliënte over feiten en juridische kwalificatie innnemen, ook al blijkt achteraf dat de cliënte of één of meer punten ongelijk heeft.

Uitspraak

 

         

10 januari 2011

No. 5743

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 9 februari 2010, onder nummer 09-197A, aan partijen toegezonden op 9 februari 2010, waarbij klaagster in haar klacht tegen verweerder in het eerste gedeelte van klachtonderdeel b en het laatste gedeelte van klachtonderdeel e niet-ontvankelijk is verklaard en de klacht voor wat betreft de klachtonderdelen van a tot en met e voor het overige ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 maart 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- een schrijven van klaagster aan het hof van 14 oktober 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 november 2010, waar de heer X. namens klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46  Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a. in de procedure feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist zijn;

b. op een dusdanig laat tijdstip producties in het geding heeft gebracht, dat klaagster niet in de gelegenheid was hierop een zorgvuldige reactie te geven;

c. geen minnelijke regeling heeft voorgestaan en in plaats daarvan 6 jaar heeft doorgeprocedeerd;

d. een procedure is begonnen terwijl verweerder wist dat zijn cliënte onrechtmatig handelde waarbij de procedure uitsluitend gericht was op het stuk procederen van klaagster teneinde haar van de markt te weren;

e. de procedure met allerlei kunstgrepen heeft gerekt teneinde de financiële middelen van klaagster uit te putten en klaagster daarmee te dwingen de zaak op te geven.

4. De feiten

 In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het hoger beroep van klaagster beperkt zich, zo is namens klaagster ter zitting van het hof bevestigd, tot de klachtonderdelen a,d en e. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 9 februari 2010, gegeven onder nummer 09-197A, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

     

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, G.J.L.F. Schakenraad, W.F. van Zant en R.D. Vriesendorp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2011.