Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-02-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2995
Zaaknummer
5809
Inhoudsindicatie
Klacht over niet naleving landelijk procesreglement ongegrond. Handelwijze verweerder verdedigbaar en daarom niet onbetamelijk. Ongegrond.
Uitspraak
18 februari 2011
No. 5809
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klager
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 31 mei 2010, onder nummer 10-05, aan partijen toegezonden op 31 mei 2010, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 juni 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van klager aan het hof van 26 juli 2010.
2.3 Mondelinge behandeling van de zaak is met goedvinden van beide partijen achterwege gebleven.
3. De feiten
3.1 In een civiele dagvaardingszaak voor de rechtbank Zutphen treedt klager op als advocaat voor de eisende partij, verweerder als procesadvocaat voor de gedaagde.
3.2 In die procedure heeft verweerder op 22 juni 2009 per internet op het roljournaal van de rechtbank Zutphen een B-3-formulier geplaatst, waarin hij aankondigt dat hij op de roldatum 24 juni 2009 een conclusie zal nemen. De op het formulier voorkomende vraag “Wederpartij geïnformeerd” heeft hij met “Ja” beantwoord. Verweerder heeft de aangekondigde conclusie op de roldatum per post verzonden aan klager, die de conclusie de volgende dag heeft ontvangen.
4. De klacht
4.1 In het voetspoor van de deken heeft de raad de klacht als volgt omschreven:
klager verwijt verweerder handelen of nalaten, dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, waarbij schending van een of meer gedragsregels voor advocaten en dan met name regel 14.
4.2 Deze klachtomschrijving is gebrekkig, doordat zij niet het feitelijk handelen of nalaten van verweerder beschrijft dat volgens klager onbetamelijk is.
4.3 Blijkens klagers klachtbrief aan de deken bestaat de feitelijke grondslag van zijn klacht in de feiten die hierboven in 3.2 als vaststaand zijn aangemerkt. In die feiten ligt volgens klager besloten dat verweerder de rechtbank opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd door de vraag “Wederpartij geïnformeerd” met “Ja” te beantwoorden.
5. Relevante regelgeving
Het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken bevat onder meer de navolgende bepalingen:
1.2 Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
(….)
h. bericht: een stuk dat een voorstel, verzoek, opgave of mededeling betreffende de procesvoering in een zaak bevat;
(….)
l. B-formulier: een formulier dat beschikbaar is in Roljournaal, voor het aankondigen van rolhandelingen en voor berichten als bedoeld onder h.;
1.3 Roldatum en inlevertijdstip
De roldatum en het inlevertijdstip: woensdag en 10.00 uur.
1.6 Gevolgen niet-naleving reglement
De rechtbank zal aan de niet-naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift het gevolg verbinden dat haar met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt.
1.8 Berichtenverkeer
(….) Indien een partij enig bericht aan de rechtbank zendt, doet deze partij gelijktijdig een kopie van het bericht aan de wederpartij toekomen. Zij doet dit op zodanige wijze dat kan worden aangenomen dat de wederpartij het bericht niet later dan de rechtbank ontvangt. (….)
2.1 Tijdstip en wijze van indiening
Voor zover in artikel 3.1 niet anders is bepaald, wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend.
6. De beoordeling
6.1 De raad heeft de klacht ongegrond verklaard, en die beslissing doen steunen op zijn uitleg van het Landelijk procesreglement. De raad heeft onder meer geoordeeld dat artikel 1.8 van dat reglement geen betrekking heeft op de vooraankondiging dat op de roldatum een conclusie zal worden genomen, en concludeert dat verweerder niet in strijd met het reglement heeft gehandeld waar hij de genomen conclusie op de roldatum per post aan klager heeft verzonden.
6.2 Het hof overweegt ambtshalve dat het minder gewenst is dat de tuchtrechter zich uitspreekt over een vraag van uitleg waaromtrent niet hij, maar de gewone rechter het beslissende woord heeft.
6.3 In het onderhavige geval is het voor de tuchtrechtelijke beoordeling niet noodzakelijk dat de tuchtrechter de omschreven vraag van uitleg beantwoordt. Daarlatend of juist is dat artikel 1.8 van het Landelijk procesreglement geen betrekking heeft op een vooraankondiging (over die vraag heeft de gewone rechter het beslissende woord), oordeelt het hof dat standpunt minst genomen in rechte verdedigbaar, en reeds daaruit volgt dat de handelwijze van verweerder niet onbetamelijk is in de zin van artikel 46 van de Advocatenwet.
6.4 De slotsom luidt dat de raad de klacht terecht ongegrond heeft verklaard, wat er zij van de motivering die de raad daartoe heeft gebezigd, en van de daartegen gerichte grieven.
7. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline te Arnhem van 31 mei 2010, nr. 10-05.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. Van Maanen, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, J.S.W. Holtrop, J.P. Balkema en Ch.M.E.M. Paulussen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.