Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1776

Zaaknummer

H 229 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Stellingen door klager onvoldoende onderbouwd. Onderzoek in verzet niet geleid tot ander oordeel,

Inhoudsindicatie

                       

Inhoudsindicatie

verzet ongegrond

Uitspraak

 

H 229 – 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

inzake

het verzet van:

 

X

klager,

 

tegen

 

Y

verweerder,

 

 

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 18 december 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 2 december 2010, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 6 december 2010.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 23 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 9 mei 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

             Verweerder heeft klager in een aantal zaken bijgestaan als advocaat.

 

3.         De klacht

            De klacht houdt in:

Verweerder doet al meer dan vijf jaar niets voor klager in de navolgende dossiers: A, B, C, D, E, F en diverse andere zaken; daardoor lijden klager en zijn kinderen ten minste 3 miljoen euro schade.

 

4.         Beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat niet is gebleken dat verweerder de zaken D, B en A heeft behandeld, en klager in de overige zaken in het geheel niet heeft onderbouwd, waarin verweerder tekortgeschoten zou zijn.

 

5.         Het verzet

Klager heeft in zijn verzet naar voren gebracht dat verweerder deze zaken wel degelijk   in behandeling heeft gehad maar niets voor klager heeft gedaan.

           

6.         Beoordeling van het verzet

6.1.      Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder onweersproken gesteld dat hij  gedurende een periode van plusminus tien jaar een aantal zaken voor klager heeft behandeld, waaronder de zaken E, F en G. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij deze zaken correct heeft afgewerkt en dat hij de zaken D, A en B nimmer in behandeling heeft genomen. De overige door klager genoemde zaken zeggen verweerder niets. In die zaken heeft hij ook nooit opdrachtbevestigingen verzonden, noch stukken ontvangen.

6.2       De raad constateert dat de standpunten van klager en verweerder tegenover elkaar staan. Verweerder heeft de stellingen van klager betwist, terwijl uit de overgelegde stukken niet van de juistheid van de stellingen van klager is gebleken. De raad is van oordeel dat klager zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en er niet in is geslaagd zijn stellingen aannemelijk te maken.

6.3       De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Daarom zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

 

7.         Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. Th. Kremers, L.J.G. de Haas, A.A. Freriks, E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 27 juni 2011

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                            mr. G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                    voorzitter.

 

 

 

 

 

Verzonden op: 28 juni 2011

 

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.