Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2104
Zaaknummer
R. 3553/10.183
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het verweerder – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, merkt de wrakingskamer op dat haar evenmin is gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat verweerder jegens verzoekster enige vooringenomenheid zou koesteren. Het enkele gegeven dat verweerder partner is op het kantoor van een lid van de Raad van Toezicht c.q. partner is geweest van de echtgenoot van een staffunctionaris van de Raad van Toezicht Rotterdam, belast met klachtenbehandeling, is onvoldoende om te concluderen dat sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve bevooroordeeldheid jegens verzoekster.
Inhoudsindicatie
Het feit dat verweerder ruim 8 jaar geleden een bespreking heeft gehad met verzoekster en de toenmalig deken kan evenmin tot gegrondheid van het wrakingsverzoek leiden, nu deze bespreking zag op een geheel andere kwestie dan de aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggende onderhavige klacht .
Uitspraak
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 7 februari 2011 is een aantal klachten, die waren ingediend tegen verzoekster, door de Raad van Discipline behandeld. Een van deze klachten is aangehouden en de overige klachten zijn bij beslissingen van 2 mei 2011 afgedaan. Verweerder heeft als plv. lid deelgenomen aan de behandelingen ter zitting van de klachten voornoemd.
1.2 Bij (fax)brief van 20 juli 2011 heeft verzoekster in de aangehouden zaak verweerder gewraakt.
1.3 Bij brief van 9 september 2011 is aan verzoekster en verweerder bericht dat het wrakingsverzoek van verzoekster zal worden behandeld ter zitting van 10 oktober 2011 te 12.45 uur.
1.4 Bij (fax)brieven van 18, 21 en 30 september 2011 heeft verzoekster nadere stukken overgelegd.
1.5 Bij faxbrief van 3 oktober 2011 heeft het lid verweer gevoerd. Verzoekster heeft hierop gereageerd bij faxbrief van 4 oktober 2011.
2. Het verzoek tot wraking
2.1 Bij (fax)brief van 20 juli 2011 heeft verzoekster gesteld dat verweerder partner is bij kantoor B. Bij dit kantoor zijn eveneens partner (geweest) mr. A. en mr. S. Mr. A. is tevens lid van de Raad van Toezicht in het arrondissement Rotterdam en mr. S. is lid geweest van het College van Afgevaardigden en de Raad van Toezicht te Rotterdam en is tevens de echtgenoot van mevrouw Van der L., stafjurist bij de Raad van Toezicht te Rotterdam. Mevrouw Van der L. houdt zich bezig met de behandeling van klachten. Verweerder is ook lid geweest van de Raad van Toezicht Rotterdam van 1997 tot 2003. Verweerder heeft op 13 februari 2003 met de toenmalige deken een bespreking gevoerd met verzoekster. Verzoekster heeft naar aanleiding van gedragingen van mevrouw Van der L. in het kader van andere klachtprocedures een onderzoek ingesteld naar haar persoon. Toen verzoekster was gebleken dat mevrouw Van der L. gehuwd is met een (voormalig) partner van verweerder en deze (voormalige) partner ook lid is geweest van het Collega van Afgevaardigden en een huidige partner van verweerder thans lid is van de Raad van Toezicht, heeft zij verweerder gewraakt.
3. De beoordeling van het wrakingsverzoek
3.1 Verweerder heeft verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.
3.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen (onder meer) ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.
3.3 Wraking is mogelijk in het geval de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4 Van een dergelijk geval kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
3.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad en/of zijn overige leden dient voorop te staan dat deze uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de (plaatsvervangend) voorzitter en/of (een van de) leden jegens een partij enige vooringenomenheid koestert/koesteren, althans dat de bij de partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat van een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid en/of een objectief gerechtvaardigde vrees sprake is.
3.6 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het verweerder – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, merkt de wrakingskamer op dat haar evenmin is gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat verweerder jegens verzoekster enige vooringenomenheid zou koesteren. Het enkele gegeven dat verweerder partner is op het kantoor van een lid van de Raad van Toezicht c.q. partner is geweest van de echtgenoot van een staffunctionaris van de Raad van Toezicht Rotterdam, belast met klachtenbehandeling, is onvoldoende om te concluderen dat sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve bevooroordeeldheid jegens verzoekster.
3.7 Het feit dat verweerder ruim 8 jaar geleden een bespreking heeft gehad met verzoekster en de toenmalig deken kan evenmin tot gegrondheid van het wrakingsverzoek leiden, nu deze bespreking zag op een geheel andere kwestie dan de aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggende onderhavige klacht .
4. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst af het verzoek tot wraking.
Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.P.M. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. A.J.N. van Stigt, leden, in aanwezigheid van de griffier en uitgesproken op 24 oktober 2011.
voorzitter griffier
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open