Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2293
Zaaknummer
11-136
Inhoudsindicatie
klacht over advocaat handelend als privé persoon. Advocaat heeft als privé persoon een brief gestuurd in een envelop met daarop het logo van zijn kantoor. Dit enkele feit brengt niet met zich mee dat er voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn om dezelfde tuchtrechtelijke maatstaven te laten gelden. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
11 – 136
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
inzake:
[klaagster]
wonende te [plaats]
hierna te noemen klaagster
tegen:
[verweerder]
advocaat te [plaats]
hierna te noemen verweerder
1. Bij brief d.d. 8 juli 2011 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem. Op verzoek van klaagster heeft de deken de klacht bij brief van 24 oktober 2011 ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. Deze brief met daarbij het dossier bestaande uit 10 stukken is bij de raad binnengekomen op 25 oktober 2011.
2. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar een aangetekende brief heeft gestuurd waarvoor een enveloppe is gebruikt met het logo van zijn kantoor. Zij heeft daardoor het vermoeden dat het advocatenkantoor betrokken is bij de totstandkoming van de brief en voelt zich –vanwege de geschiedenis en het karakter van verweerder- daardoor geïntimideerd en bedreigd. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij misbruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie als gevolg waarvan haar schuilnaam is gecompromitteerd.
3. De klacht heeft de volgende achtergrond.
De zus van klaagster is gehuwd (geweest) met verweerder. Klaagster stelt dat zij en haar zus al meer dan 30 jaar politiek actief zijn tegen het [………] regime. Zij zijn beide bekend bij de [………..] veiligheidsdienst. Klaagster stelt dat haar zus 12 jaar geleden een klacht tegen verweerder heeft ingediend bij de VN in Genève omdat verweerder samengewerkt zou hebben met een bekende spion van de [………..] veiligheidsdienst in Nederland.
Klaagster heeft in juni 2011 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerder en gesproken met een kantoorgenoot van verweerder, mr […….], Zij heeft dit gedaan onder haar schuilnaam, “mevrouw [………]”, die zij gebruikt vanwege haar politieke activiteiten.
4. Verweerder heeft verweer gevoerd. Hij verzoekt de klacht niet ontvankelijk te verklaren omdat sprake is van een privékwestie die niets met zijn beroepsuitoefening als advocaat van doen heeft. Omdat hij al een aantal maanden via mail en telefoon door klaagster gestalkt werd heeft hij klaagster op 24 juni 2011 een brief gestuurd waarin hij haar heeft verzocht op de houden met dergelijke acties. Hij heeft zijn privéadres op de brief vermeld. Slechts omdat hij op het moment van verzending van de brief niet over een enveloppe beschikte heeft hij een enveloppe van zijn kantoor gebruikt. Zijn kantoor was op dat moment overigens zelf al door klaagster benaderd. Verweerder is van oordeel dat klaagster hem tracht publiekelijk te kwetsen en maatschappelijk te beschadigen. Hij heeft zich bij de politie van [plaats] gemeld omdat naar zijn mening sprake is van smaad en laster.
5. Op de klachten kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
6. Het feit dat de klacht betrekking heeft op een privékwestie betekent niet dat de klacht niet ontvankelijk is. Bij de beoordeling van een klacht over privé gedragingen van een advocaat geldt dat deze alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld worden wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde (tuchtrechtelijke) maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.
7. Het enkele feit dat verweerder een enveloppe met daarop het logo van zijn kantoor heeft gebruikt om een brief over een privékwestie aan klaagster te schrijven brengt niet met zich mee dat er voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening van verweerder zijn om dezelfde tuchtrechtelijke maatstaven te laten gelden. Het feit dat klaagster heeft aangegeven zich daardoor geïntimideerd en bedreigd te voelen maakt dat niet anders.
8. Niet is vast komen te staan dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Het is niet aan de Raad van Discipline om een nader onderzoek te verrichten naar de gegrondheid van de beschuldigingen die klaagster jegens verweerder heeft geuit. De klachten zijn derhalve kennelijk ongegrond.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klachten worden als kennelijk ongegrond afgewezen.
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, fungerend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 21 november 2011.
Voorzitter