Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2204

Zaaknummer

11-112

Inhoudsindicatie

Klacht behelst dat verweerder ten onrechte zijn werkzaamheden heeft opgeschort wegens het niet betalen van griffierecht door klager en dat verweerder niet tijdig het appelschrift in een strafzaak heeft ingediend. Voorzittersbeslissing. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerder mocht onder de omstandigheden werkzaamheden opschorten en niet is aannemelijk gemaakt dat appelschrift te laat is ingediend.

Uitspraak

11-112

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

                                                           Inzake:

     

X,

verblijvende te A

     klager,

     hierna: klager

    tegen:

 

     mr. Y

     advocaat te B,

     beklaagde,

     hierna: verweerder

1.

Klager heeft zich bij brief van 25 mei 2011 over verweerder beklaagd. De klacht is onderzocht door de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement C, in welk arrondissement verweerder staat ingeschreven. Na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 26 september 2011 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 30 september 2011 door de raad ontvangen.

2.

De klacht luidt als volgt.

Klager verwijt verweerder een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt in die zin dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Meer in het bijzonder klaagt verweerder er over, dat:

a.

verweerder zijn werkzaamheden in de echtscheidingszaak heeft opgeschort,

b.

verweerder het appelschrift in zijn strafzaak te laat heeft ingediend.

3.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens.

Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak, waarin nog een cassatieprocedure loopt.

Het appelschriftuur dat verweerder in de hoger beroepsprocedure namens klager had ingediend is op de 14e dag na het instellen van hoger beroep per fax ter griffie van de rechtbank Zutphen ontvangen, echter na 17.00 uur.

Daarnaast heeft verweerder klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure, waarin thans nog de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de orde is. Voor de verzoekschriftprocedure was een griffierecht van € 52,- in rekening gebracht, dat door verweerder is betaald. Op 21 juni 2010 heeft verweerder het griffierecht aan klager in rekening gebracht en bij brief van 11 augustus 2010 heeft verweerder klager er aan herinnerd dat hij het griffierecht diende te betalen. Bij brief van 14 september 2010 heeft de raad voor rechtsbijstand op verzoek van klager een inkomensverklaring afgegeven, waarin wordt  gesproken van vermindering van griffierechten. Bij brief van 4 april 2011 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij zijn werkzaamheden zou opschorten in afwachting van de betaling van klager. In laatstgenoemde brief refereert verweerder naar een bespreking van 8 maart 2011 met klager, waarin de kwestie van de betaling van het griffierecht door verweerder aan de orde was gesteld.

5.

Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.

Verweerder is niet zorgvuldig te werk gegaan. Klager heeft een brief van de Hoge Raad ontvangen waaruit blijkt dat de handelwijze van verweerder voor wat betreft de

appelschriftuur niet deugt. De schriftelijke aanzegging dat verweerder bij niet betalen van het griffierecht zijn werkzaamheden zou opschorten heeft klager niet bereikt.

6.

Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.

Noch afgezien dat dit in de visie van verweerder wel degelijk op tijd was heeft klager doordat de appelschriftuur na 17.00 uur is ontvangen geen enkele schade ondervonden. De zaak is door het gerechtshof behandeld op grond van het verdedigingscriterium en niet op grond van het noodzakelijkheidcriterium.

Ook als klager de brief met de aanzegging van de opschorting niet zou hebben ontvangen wist klager dat griffierechten betaald moesten worden. Zodra betaling van het griffierecht is ontvangen zal verweerder zijn werkzaamheden hervatten.

7.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

Door verweerder is gemotiveerd bestreden dat klager nadelige gevolgen heeft ondervonden van het feit dat de appelschriftuur na 17.00 uur is ontvangen. Dat dit wel het geval is geweest is door klager onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Klager wist dat hij griffierechten verschuldigd was. Of de brief van 11 augustus 2010 nu wel of niet door klager is ontvangen is naar het oordeel van de voorzitter voor de beoordeling van de klacht niet relevant. Door klager is niet weersproken dat verweerder op 8 maart 2011 met hem heeft besproken dat er door klager griffierecht betaald moest worden en dat toen de afspraak is gemaakt dat klager hiervoor zorg zou dragen. Nog altijd is het griffierecht door klager niet voldaan en er is ook geen (voorstel voor) een eerste termijnbetaling gedaan.

Mede gelet op de hoogte van het bedrag en het tijdsverloop tussen het moment waarop de nota is verzonden en het moment waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft opgeschort (ruim acht maanden) heeft verweerder mogen handelen zoals hij heeft gedaan. De voorzitter beoordeelt dit klachtonderdeel derhalve kennelijk ongegrond.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond..

Deze beslissing is gegeven op 31 oktober 2011 door mr. mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 31 oktober 2011.    

Voorzitter