Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2110

Zaaknummer

R. 3792/11.194

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat zich bij de behandeling van klagers zaken door het belang van FNV Bondgenoten heeft laten leiden.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager verwijt de advocaat gedragingen uit de periode 2001 en 2002 zonder dat hij een verschoonbare reden aanvoert waarom hij respectievelijk 10 en 9 jaar heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voor zover klagers klachten zien op onderwerpen die reeds in de klachtprocedure ten overstaan van de Raad van Discipline zijn afgedaan, zijn deze klachten d]eveneens kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 26 april 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 13 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. klager nooit heeft laten weten dat hij hem in één zaak voor FNV Bondgenoten heeft bijgestaan en dat hij klager in alle volgende procedures van 2002 tot en met september 2008 op basis van een toevoeging heeft bijgestaan. Klager is van mening dat verweerder zich niet door klagers belang, maar door het belang van FNV Bondgenoten heeft laten leiden bij de behandeling van de zaken;

b. klager geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd;

c. een bezwaarschrift, door klager ingediend op 28 maart 2002, in opdracht van FNV Bondgenoten, doch zonder overleg met klager, heeft ingetrokken.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder heeft klager in de periode medio 2001 tot 2008 bijgestaan in diverse procedures tegen GAK Nederland B.V. (thans UWV Rotterdam).

- Verweerder heeft in het kader van één van die procedures verzuimd tijdig griffierecht te betalen, zodat het hoger beroep dat verweerder voor klager had ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

- Klager heeft daarover medio mei 2009 een klacht ingediend.

- De Raad heeft verweerder bij beslissing van 20 september 2010 terzake de maatregel van berisping opgelegd.

 

Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Op basis van hetgeen over en weer is gesteld kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich bij de behandeling van klagers zaken door het belang van FNV Bondgenoten heeft laten leiden. Voorts blijkt uit de brief van 1 oktober 2001 van FNV Ledenservice duidelijk dat de behandeling van klagers zaak tegen GAK Nederland B.V. wordt overgedragen aan het kantoor van verweerder. Voor klager moet derhalve duidelijk zijn geweest dat verweerder zijn belangen behartigde. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

4.2 De Advocatenwet kent geen algemene termijnen voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn worden ingediend, waarbij het antwoord op de vraag welke termijn als redelijk moet worden beschouwd afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.

4.3 Klager verwijt verweerder gedragingen uit de periode 2001 en 2002 zonder dat hij een verschoonbare reden aanvoert waarom hij respectievelijk 10 en 9 jaar heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

4.4 Voor zover klagers klachten zien op onderwerpen die reeds in de klachtprocedure ten overstaan van de Raad van Discipline zijn afgedaan, zijn deze klachten kennelijk niet-ontvankelijk.

4.5 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

 

Beslissende

wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 20 september 2011.

 

Plv. Voorzitter   

 

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.