Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1987
Zaaknummer
R. 3612/11.14
Inhoudsindicatie
Bij de behandeling van een zaak heeft de advocaat de leiding en dient hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Waar nodig ter voorkoming van geschil of misverstand, dienen informatie en afspraken schriftelijk te worden bevestigd. Dat nalaten is onzorgvuldig en de gevolgen daarvan komen voor risico van de advocaat. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
1. PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 22 september 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is door de Raad ontvangen op 10 januari 2011.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 juni 2011. Ter zitting is niemand verschenen.
2. FEITEN
2.1 Klaagster is in 2008 gescheiden. Haar twee minderjarige kinderen hebben hun hoofdverblijf bij haar ex-echtgenoot. Er is een omgangsregeling afgesproken waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekeind bij klaagster zijn.
2.2 Over de uitvoering van de omgangsregeling zijn problemen ontstaan. In dat verband heeft klaagster in februari 2010 aan verweerder verzocht haar belangen te behartigen en haar ex-echtgenoot in kort geding te dagvaarden om zijn medewerking aan de omgangsregeling af te dwingen.
3. KLACHT
3.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij in 8 maanden niets voor haar heeft gedaan. Zij stelt hem herhaaldelijk te hebben verzocht de dagvaarding aan haar ex-echtgenoot uit te brengen. Door verweerder is tweemaal een toevoeging aangevraagd en tweemaal de eigen bijdrage aan klaagster in rekening gebracht.
4. VERWEER
4.1 Verweerder bevestigt de aanvraag van twee toevoegingen; één voor de bodemprocedure (wijziging omgangsregeling) en één voor het kort geding.
4.2 Verweerder acht de klacht gedeeltelijk gegrond. De problemen bij de uitvoering van de omgangsregeling zijn volgens hem ontstaan nadat klaagster naar Drachten was verhuisd. Op 6 april 2010 zou klaagster hem hebben bericht dat na wat strubbelingen een en ander toch was opgelost. Vervolgens zou hem door klaagster zijn bericht dat zij een wijziging van de omgangsregeling wenste. Verweerder heeft vervolgens een concept dagvaarding d.d. 9 juni 2009 opgesteld. Doordat de zomervakantie aanbrak is er eerst medio augustus 2009 weer contact tussen klaagster en verweerder geweest. Daarbij zou klaagster hebben aangegeven alsnog het kort geding te willen aanspannen. Op een verzoek van verweerder om informatie zou klaagster vervolgens niet meer hebben gereageerd. De zaak is vervolgens door hem aan de opvolgend advocaat overgedragen.
5. BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen. Voorts dient de advocaat de benodigde voortvarendheid te betrachten bij de behandeling van de zaak.
5.2 Anders dan klaagster is de Raad op basis van de stukken van oordeel dat verweerder wel werkzaamheden voor klaagster heeft verricht. In de communicatie met klaagster echter, is hij naar het oordeel van de Raad tekort geschoten. Voorzover er al afspraken zijn gemaakt, heeft geen schriftelijke vastlegging plaatsgevonden. Dit had op de weg van verweerder gelegen. De Raad kan dan ook niet vaststellen of en in hoeverre er afspraken zijn gemaakt, wat die afspraken inhielden en of verweerder die is nagekomen, welke omstandigheid een verwijt oplevert dat voor risico van verweerder komt. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.
6. MAATREGEL
6.1 Alles overwegend acht de Raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2011.
griffier voorzitter