Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2170

Zaaknummer

5986

Inhoudsindicatie

Verweerder had onvoldoende nagegaan of klager in aanmerking kwam voor een toevoeging. Gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

         

12 september 2011

No. 5986

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 14 december 2010, onder nummer 10-098A, aan partijen toegezonden op 14 december 2010, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel (i) gegrond is verklaard, de klachtonderdelen (ii) en (iii) ongegrond zijn verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 januari 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 juli 2011, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

(i) Onvoldoende te zijn nagegaan of klager in aanmerking zou komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, terwijl daar volgens klager wel termen voor aanwezig waren. Verweerder zou klager hebben medegedeeld dat klager daar geen recht op zou hebben terwijl verweerder op de hoogte was van de slechte financiële situatie van klager;

(ii) Zich gedurende de hoger beroepsfase van de bestuursrechtelijk procedure bij de Centrale Raad van Beroep ontijdig te hebben onttrokken aan de zaak, door hem mede te delen dat verweerder klager niet zou vergezellen ter zitting, wegens een onbetaald gelaten declaratie;

(iii) Gedurende de beroepsfase van de bestuursrechtelijke procedure te hebben verzuimd de door de boekhouder van klager aan verweerder ter beschikking gestelde relevante stukken (tijdig) aan de rechtbank over te leggen.

4. De feiten

 In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 14 december 2010, gegeven onder nummer 10-098A voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, E.A. Mout-Bouman, A.G. Scheele-Mülder en B.J.Th. Bouma, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.