Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2058
Zaaknummer
10-141
Inhoudsindicatie
Verweerder bleef ondanks rappel in gebreke met voldoening hoofdelijke omslag en inleveren categorieverklaring, beantwoordde brieven van de deken niet, vulde CCV-formulier niet volledig in, voldeed niet aan verzoek in kader steekproef om toezending bescheiden. Maatregel van schorsing voor de duur van één maand voorwaardelijk, proeftijd 1,5 jaar.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
10-141
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 23 september 2011 heeft mr [A], deken van de orde van advocaten in het arrondissement [B], ter kennis van de raad gebracht zijn bezwaren tegen:verweerder.
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 april 2011, waar zowel de deken als verweerder is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma, H.J.P. Robers en C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, en is bijgestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. Het bezwaar van de deken luidt:
1. verweerder blijft ondanks herhaald rappel in gebreke om de door hem aan de Orde verschuldigde hoofdelijke omslag te voldoen, dan wel de voor de vaststelling van die hoofdelijke omslag in te vullen categorieverklaring in te leveren; hij laat de daarop betrekking hebbende brieven van de deken onbeantwoord.
2. verweerders opgave in het kader van de Centrale Controle Verordeningen was niet compleet. Op het rappel omtrent toezending van ontbrekende bescheiden en later een verzoek om toezending bescheiden in het kader van de steekproef Permanente Opleiding heeft verweerder niet gereageerd.
3. De raad beoordeelt de bezwaren als volgt.
Vast staat dat verweerder in 2009 niet tijdig heeft voldaan aan de verplichting om aan de raad van toezicht een verklaring betreffende het bruto inkomen in het voorafgaande kalenderjaar te verstrekken, op basis van welke verklaring hij in aanmerking had kunnen komen voor indeling in een lagere categorie dan de maximale. Ten gevolge daarvan was verweerder ingevolge het huishoudelijk reglement van de plaatselijke Orde een omslag verschuldigd van € 550,00. Hij heeft echter slechts € 300,00 voldaan. Op de brief d.d. 15 juli 2010 van de adjunct-secretaris, waarbij verweerder alsnog in de gelegenheid is gesteld om binnen veertien dagen de categorieverklaring ingevuld en ondertekend te retourneren, heeft verweerder niet gereageerd. Daarop is verweerder bij brief d.d. 5 augustus 2010 erop gewezen dat hij naast de eerdere betaling van € 300,00 nog een bedrag van € 250,00 verschuldigd was. Dat bedrag heeft hij niet binnen de gestelde termijn van 14 dagen voldaan, waarna hem bij brief d.d. 24 augustus 2010 de ingevolge artikel 6 lid 5 van voormeld huishoudelijk reglement een verhoging met € 100,00 invorderingskosten is aangezegd. Verweerder zou het aldus nog verschuldigde bedrag ad € 350,00 betaald hebben maar teruggestort hebben gekregen. Van die bankmutaties heeft verweerder geen bewijs getoond.
Voorts staat vast dat verweerder evenmin heeft voldaan aan het verzoek van de al-gemeen secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten bij brief d.d. 8 juni 2010 en de herhaling daarvan bij e-mail d.d. 2 september 2010 om in het kader van de steekproef Permanente Opleiding over het jaar 2009 bewijzen toe te zenden die verweerders verklaring inzake de Permanente Opleiding bevestigen.
Ook heeft verweerder niet voldaan aan het verzoek van de medewerker Centrale Controle Verordeningen d.d. 9 maart 2010 om toezending van een kopie van de model-statuten, kopie model-overeenkomst en bewijs van de verzekeraar in ver-band met de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid.
De raad is dan ook van oordeel dat beide bezwaren van de deken gegrond zijn.
Door niet althans niet tijdig de hoofdelijke omslag te voldoen, niet te reageren op diverse rappellen van en namens de deken zijn categorieverklaring en andere bij de opgave Centrale Controle Verordeningen over te leggen bescheiden in te zenden, en evenmin in het kader van de steekproef bewijsstukken terzake de door hem op-gegeven opleidingspunten toe te zenden aan de algemeen secretaris, heeft ver-weerder meermaals gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat be-taamt.
Dat verweerder alsnog ter zitting van de raad een verklaring omtrent zijn beroeps-aansprakelijkheid, een bewijs van docentschap en zijn overeenkomst met de Stich-ting Beheer Derdengelden […] Advocaten heeft overgelegd, kan aan dit oordeel niet afdoen.
4. Met betrekking tot de aan verweerder op te leggen maatregel overweegt de raad dat verweerder in het verleden vaker blijk heeft gegeven van laks en slordig optre-den en ter zake tuchtrechtelijk is veroordeeld, en nu opnieuw, door eenvoudige administratieve verplichtingen niet te vervullen, de controlerende taak van de de-ken onnodig heeft belast.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
de bezwaren van de deken omtrent de handelwijze van verweerder zijn gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opge-legd voor de duur van een maand. Deze maatregel zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van anderhalf jaar aan een in artikel 46 bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2011.
griffier voorzitter