Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1853
Zaaknummer
10-434H
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen deken over niet doorzenden klacht en over delegeren onderzoek naar klacht aan waarnemend deken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 27 juli 2011
in de zaak 10-434H
_______________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
Deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
Mr. H.H. Tan
Hieronymusplantsoen 12
3512 KV UTRECHT
v e r w e e r d e r
Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 3 december 2010, bij de raad binnengekomen op 7 december 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 17 december 2010 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing dezelfde dag is verzonden aan klager.
1.3 Bij verzetschrift van 27 december 2010, door de raad ontvangen op 30 december 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 19 april 2011. Geen van partijen is verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 27 december 2010.
De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met de artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
a) een door klager tegen Mr. I. en Mr. K. ingediende klacht niet onverwijld ter kennis van de raad te brengen; en
b) een door klager tegen een lid van de raad van toezicht ingediende klacht niet op grond van artikel 46e lid 1 Advocatenwet aan de raad te zenden, maar deze klacht conform artikel 46c lid 4 Advocatenwet ter doorverwijzing naar de voorzitter van de raad van discipline te zenden.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu de raad niet heeft gereageerd op twee apart door klager bij brieven van 20 oktober 2010 ingediende verzoeken.
Feiten
3.1 Voor de feiten wordt verwezen naar de weergave van de feiten in de beslissing van 17 december 2010 van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad. De feiten komen er, kort gezegd, op neer dat verweerder een door klager tegen Mr.I. en Mr. K. ingediende klacht niet naar de raad zou hebben doorgezonden omdat verweerder in zijn correspondentie met klager verschillende referenties zou hebben gebruikt (RvT 0910-8660/HT/SD en RvT 0910-8660/LP/SD in de tegen Mr. I. ingediende klacht en RvT 0910-8752/HT/SD en RvT 0910-872/LP/SD in de tegen Mr. K. ingediende klacht).
Beoordeling van het verzet
Klachtonderdeel a
4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad dat alleen al uit het feit dat de raad heeft beslist op de door klager tegen Mrs. I. en K. ingediende klachten blijkt dat deze klachten wel door verweerder aan de raad zijn toegezonden. Alleen al om die reden is de door klager tegen verweerder ingediende klacht ongegrond. Verder is het evident dat de sub 3.1 hierboven onderstreepte letters zien op de initialen van de samensteller van de brief en dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat de door klager tegen Mr. I. en Mr. K. ingediende klachten niet door verweerder aan de raad zijn doorgezonden.
Klachtonderdeel b
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat de Mr. L. verweten gedragingen gedragingen zijn in diens hoedanigheid van waarnemend deken. Aangezien in artikel 46c lid 4 Advocatenwet wordt bepaald dat klachten tegen een deken bij de voorzitter van de raad worden ingediend of aan hem worden doorgezonden, heeft verweerder de tegen Mr. L. ingediende klacht terecht aan de voorzitter van de raad toegezonden. Dat Mr. L. op de website van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht niet als waarnemend deken maar als lid van de raad van toezicht wordt vermeld, doet daar niets aan af. Artikel 46c lid 3 Advocatenwet geeft een deken van de orde van advocaten de bevoegdheid de behandeling van klachten aan een lid van de raad van toezicht te delegeren, die in dat geval de taken van de deken waarneemt en derhalve waarnemend deken is.
4.3 Aangezien geen van de klachten doel treft, dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond;
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. J. Meuleman als griffier en uitgesproken op de openbare zitting van 27 juli 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager;
- verweerder;
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem; en
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.