Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1980
Zaaknummer
R. 3596/10.226
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De advocaat heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Klacht behelst meerdere verwijten inzake het aanvragen van toevoegingen voor onderdelen van de echtscheidingsprocedure, en de financiële afwikkeling en bezwaren over een behandeling ter zitting, regeling van pensioenaanspraak, weigering het dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat, alsmede dat de advocaat ter incasso van declaraties beslag heeft laten leggen op de woning van klaagster.
Inhoudsindicatie
De bijstand vond plaats in de periode 2002 tot en met 2005. Klacht is ingediend 15 maart 2010. Klacht in meerdere onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk en in twee onderdelen kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 5 maart 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 24 december 2010.
1.2 Bij beslissing van 21 januari 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de hierna vermelde klachtonderdelen a, b, d, f en g als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen en de klachtonderdelen c en h als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 27 januari 2011.
1.3 Bij ongedateerde brief, bij de Raad per fax binnengekomen op 10 februari 2011, heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 6 juni 2011, alwaar klaagster is verschenen. Namens verweerder is mr. R.J. Michielsen, advocaat te Hoogvliet, verschenen.
2. FEITEN
2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij:
a. voor ieder onderdeel van de echtscheidingsprocedure een aparte toevoeging heeft aangevraagd;
b. heeft gewacht met het declareren van de toevoegingen totdat de woning van klaagster was verkocht en dat verweerder vervolgens de Raad voor Rechtsbijstand – buiten klaagster om – heeft verzocht de toevoegingen in te trekken, omdat klaagster naar aanleiding van de verkoop van de echtelijke woning een bedrag van € 12.000,00 had ontvangen;
c. ten onrechte betaling van zijn werkzaamheden tot 10 januari 2006 heeft gevorderd in een procedure bij de kantonrechter, terwijl deze declaraties door klaagster werden betwist;
d. verweerder dan wel de kantoorgenoot van verweerder bij de laatste behandeling ter zitting niet is komen opdagen en klaagster zichzelf heeft moeten verdedigen;
e. verzuimd heeft de pensioenaanspraken van klaagster te regelen;
f. uitstel gevraagd heeft voor een zitting, zonder dat klaagster dit wist zodat klaagster vervolgens voor niets naar de zitting was gegaan;
g. geweigerd heeft het dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat van klaagster;
h. in het kader van de incasso van de declaraties beslag heeft laten leggen op de woning van klaagster.
3.2 In het verzet heeft klaagster haar klachten tegen verweerder gehandhaafd. Klaagster stelt dat zij de klachten heeft ingediend op het moment dat zij er achter kwam dat er zaken niet waren gegaan zoals het hoort. Klaagster heeft voorts haar dossier niet mogen ontvangen.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 Ten aanzien van de klachtonderdelen a t/m h.
4.2 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van deze klachtonderdelen zoals de plaatsvervangend voorzitter dit heeft weergegeven onder nummers 4.1 en 4.2 van de bestreden beslissing.
4.3 Inhoudelijk heeft de behandeling van het verzet niet tot een andere beoordeling van de ontvankelijkheid geleid dan die van de plaatsvervangend voorzitter, weergeven onder nummers 4.3 en 4.4 van de bestreden beslissing. De Raad verenigt zich dan ook met haar oordeel, zowel ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, d, f en g als ten aanzien van de klachtonderdelen c en h.
4.4 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
5. BESLISSING
5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. L.P.M. Eenens, mr. J.P. Heinrich, mr. A.A.J. Maat, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zit¬ting van 22 augustus 2011.