Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0854
Zaaknummer
10-06
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocatenkantoor. Klachten die betrekking hebben op individuele advocaten dienen tegen die individuele advocaten te worden ingediend. In zoverre is klaagster niet ontvankelijk. Ook in zoverre de klacht betrekking heeft op personeelsbeleid is klaagster niet ontvankelijk. Klaagster is wel ontvankelijk in zoverre de klacht de afhandeling daarvan op[ het kantoor betreft.
Uitspraak
10-06
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Bij brief d.d. 14 januari 2010 heeft mr. A.C.G. Reezigt, waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
Besloten vennootschap X.,
gevestigd te A.
klaagster,
tegen:
Kantoor Y,
gevestigd te B.,
verweerster
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 22 maart 2010 waar namens klaagster de heer D., bijgestaan door de heer Z,, adviseur van klaagster en namens verweerster de heer mr. S., hoofd kennis management en mr. M., voorzitter van de maatschap zijn verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht in de volgende samenstelling zitting gehouden: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter en de mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, C.J. Lunenberg-Demenint, E.J. Verster, leden van de raad, bijgestaan door mr A.M. van Rossum als griffier.
2.
De klacht luidt als volgt.
Verweerster heeft in de loop der tijd onvoldoende moeite gedaan om een vakbekwame medewerker(ster) aan te stellen om de belangen van klaagster te behartigen. De rechtsbijstand die door de diverse advocaten van verweerster aan klaagster is verleend is onder de maat gebleven. Op enig moment is in een procedure ten onrechte geen concreet bewijs aangeboden. Voorts zijn ten onrechte in hoger beroep bepaalde grieven niet geformuleerd. Ook overigens is in de processtukken en ter zitting een ondeskundige en de passieve houding aangenomen. Klaagster heeft de procedure uiteindelijk verloren, hetwelk veroorzaakt is door grove nalatigheid en onkunde van verweerster.
3.
De klacht is als volgt toegelicht.
Klaagster heeft welbewust niet tegen de individuele advocaten geklaagd. Daarvoor heeft klaagster een praktisch argument. In ieder geval twee van de drie advocaten die de zaak behandeld hebben zijn niet meer op het kantoor van verweerster werkzaam. De individuele advocaten zijn niet door klaagster te traceren. Verweerster had betere advocaten moeten aantrekken. Het personeelsbeleid is niet goed. Klaagster vergelijkt het met het bedrijfsleven. Als personeel van klaagster een fout maakt is klaagster daarvoor verantwoordelijk.
Klaagster begrijpt niet waarom de getuigen in hoger beroep niet opnieuw zijn opgeroepen. Uit alinea 's 4.11.2 van het arrest van het Hof blijkt in die visie van klaagster, dat ook het Hof zich hierover heeft verbaasd.
4.
Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.
Ontvankelijkheid
Klaagster is niet ontvankelijk in haar klachten nu deze gericht zijn tegen de directie van de naamloze vennootschap B., die niet kan worden aangesproken wegens een vermeende schending van tuchtrechtelijke normen door één of meer bij verweerster werkzame advocaten. Niet ontvankelijkheid is tevens aan de orde, nu klaagster haar rechten ter zake wegens tijdsverloop heeft verwerkt en verweerster als gevolg van dit tijdsverloop in haar verdediging is geschaad.
Reeds op 13 november 2003 heeft verweerster ten aanzien van bovenstaande klachten een duidelijk afwijzend standpunt ingenomen en heeft zij aansprakelijkheid voor vermeende fouten afgewezen. Op 29 oktober 2007 heeft verweerster de afwijzing van aansprakelijkheid nog eens herhaald. In de jaren 2002-2007 is er met enige regelmaat contact met klaagster geweest. Vervolgens heeft het tot 17 december 2008 geduurd voordat de klacht is ingediend. Dit tijdsverloop is onnodig lang. De klacht is gericht is tegen onder meer twee advocaten, die reeds geruime tijd niet meer op het kantoor werkzaam zijn. Verweerster zit nu met een de auditu probleem. Verweerster heeft de afhandeling van de klacht niet vertraagd dan wel klaagster in deze ontmoedigd.
Inhoudelijk verweer
Alle advocaten die zich met de procedure hebben bemoeid waren in ruim voldoende mate ervaren en vakbekwaam om klaagster bij te staan. Deze advocaten hebben geen fouten bij de behandeling van de zaak gemaakt en hebben deugdelijk gehandeld.
In appèl zijn niet opnieuw getuigen gehoord. In het arrest van het Hof is het bewijsaanbod gepasseerd, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. Ook van de bewijsopdracht is geen appèl ingesteld. Klager deed een beroep op ontbinding en de bewijslast lag daarmee op klaagster.
5.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
In zoverre de klacht betrekking heeft op het optreden van individuele advocaten had klaagster een andere weg moeten bewandelen dan hij heeft gedaan en de individuele advocaten moeten aanklagen. Zoals ook ter zitting is gebleken kan de raad over de verweten handelwijze niets vaststellen, omdat de betreffende advocaten zich tegen de diverse klachten niet hebben kunnen verweren. Klaagster is in zoverre in zijn klacht niet ontvankelijk.
Ook in zoverre de klacht betrekking heeft op het personeelsbeleid van verweerster is klaagster niet ontvankelijk in haar klacht. Als er bezwaren bestaan tegen de wijze waarop bepaalde werkzaamheden zijn verricht moet geklaagd worden bij degene die deze hebben verricht. Anders dan het civiele recht richt het advocatentuchtrecht zich op individuele advocaten. Het personeelsbeleid van een kantoor staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter.
Klaagster is wel ontvankelijk in zijn klacht in zoverre deze de afhandeling van de klacht betreft, omdat dit onderdeel gedragingen van het advocatenkantoor in zijn totaliteit betreft. De raad beoordeelt dit klachtonderdeel echter ongegrond. Van meet af aan heeft het kantoor een helder standpunt ingenomen voor wat betreft de aansprakelijkheidstelling door klaagster. Voorts is door het kantoor geen verkeerde informatie verstrekt en van een onnodige vertraging in de afhandeling van de klacht is de raad niet gebleken.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Klaagster is niet ontvankelijk in haar klacht in zoverre als hierboven is aangegeven. Voor het overige is de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2010.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is verzonden op: 31 mei 2010