Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1015

Zaaknummer

10-45

Inhoudsindicatie

Verweerder wordt ingeschakeld door familie van verdachten en niet verdachten zelf.  Verweerder handelde klachtwaardig door, bekend met het standpunt van klager, zonder voorafgaande toestemming van de piketadvocaat (klager) of hem in de gelegenheid te stellen de mogelijke overname van de zaak door verweerder met de cliënten te bespreken, verdachten te bezoeken ter overname van hun zaken.

Uitspraak

10-45

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

  

Bij brief van 29 maart 2010 heeft mr. R.J.A. Dil, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem ter kennis van de Raad gebracht de klacht van:

mr. [  ]

advocaat te [  ]

hierna te noemen klager

tegen

mr.[   ]

advocaat te [  ]

hierna te noemen verweerder

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. H.C. Brandsma, H.F.J. Maissan. C.J. Lunenberg-Deminint en J.R.O. Dantuma, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

Klager en verweerder zijn beiden verschenen.

2. De klacht betreft het optreden van verweerder bij het overnemen van de behandeling van twee zaken, waarin klager als piketadvocaat de verdachten bijstond. Naar het oordeel van klager heeft verweerder daarbij niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van hem in dergelijke situaties gevergd mag worden en heeft hij aldus niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht betreft in het bijzonder het feit dat verweerder, nadat hij schriftelijk kenbaar had gemaakt dat hij de heren C. en A. zou bezoeken en klager hem dat verbood, diens cliënten/verdachten desondanks heeft bezocht. Verweerder heeft aldus geen daadwerkelijk overleg gevoerd, terwijl dat wel van hem gevergd kon worden.

3. Verweerder heeft het volgende aangevoerd. Bij de overname van de zaken heeft hij correct gehandeld, overeenkomstig ook de beslissing van de Raad van Discipline te Amsterdam van 26 mei 2009. Er is geen sprake van ronselen van cliënten. Hij heeft de behandeling van de zaken overgenomen op verzoek van de moeder en zus van de heer C. en op verzoek van de moeder van de heer A. Zijn zoon, mr.[ ], advocaat te [ ], is gevraagd de belangen van heer A. te behartigen, Omdat zijn zoon nog herstellende was van een zwarte operatie, heeft hij die zaak van zijn zoon overgenomen.

4. Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens. Klager trad op als piketadvocaat van de heren A. en C., die hij bezocht op 23 november 2009. Op 24 november 2009 heeft verweerder twee faxen gezonden aan klager, waarin hij mededeelt dat hij de heer A. respectievelijk de heer C. zal gaan bezoeken omdat de moeders van de betrokkenen hem hebben benaderd om hun zoons bij te staan. In de twee faxberichten stelt verweerder dat hij cliënten diezelfde avond nog zal gaan bezoeken, om te vernemen of dat ook hun wens is.

Deze faxberichten zijn kort voor 17.00 uur aan het kantoor van klager verzonden. Kort daarna heeft de secretaresse van klager contact gezocht met het kantoor van verweerder en medegedeeld dat klager geen toestemming gaf voor het bezoek aan de betrokken cliënten, maar dat klager het verzoek tot overname met de betreffende cliënten (zelf) zou bespreken. Verweerder heeft betrokkenen echter nog diezelfde avond toch bezocht. Beide verdachten hebben vervolgens aangegeven te willen worden bijgestaan door verweerder.

5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

 Vooropgesteld wordt dat een verdachte een vrije advocaatkeuze heeft. Indien een advocaat de behandeling van een strafzaak van een andere advocaat over wenst te nemen, dient hij daarbij op zorgvuldige wijze te handelen. Zo kan in het algemeen verlangd worden dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak over wenst te nemen.

Het “Statuut voor de Raadsman in Strafzaken” gaat er van uit dat, indien het verzoek tot overname van de zaak niet van de verdachte zelf afkomstig is, bij de verdachte wordt geverifieerd of deze de overname wel wenst. Nu het verzoek tot overname van de zaak in de onderhavige gevallen niet rechtstreeks van de verdachten in kwestie afkomstig was, dient de advocaat wiens zaak wordt overgenomen, in beginsel de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt eerst zelf na te gaan of het inderdaad diens wens is van advocaat te wisselen.

 Klager en verweerder geven geen eensluidende lezing over de feiten. Klager stelt dat verweerder geen poging heeft ondernomen om, in het kader van de overname van de zaken, telefonisch overleg met hem te voeren en dat verweerder het verbod om zijn cliënten te bezoeken, dat door zijn secretaresse aan het kantoor van verweerder is doorgegeven, heeft genegeerd. Verweerder daarentegen stelt dat, alvorens hij het faxbericht verzond, tot twee keer toe heeft getracht telefonisch contact met verweerder op te nemen, doch dat klager overleg ontweek. De stukken die zich in het dossier bevinden en met name de brieven van verweerder gericht aan klager, geven geen steun aan deze stellingen van verweerder.

Vast staat in ieder geval dat er géén overleg is geweest tussen klager en verweerder over de overname van de zaken en dat verweerder, zonder dat klager daartoe toestemming heeft verleend of in de gelegenheid is geweest het verzoek tot overname eerst zelf met betrokkenen te bespreken, de verdachten heeft bezocht.

 Het had op de weg van verweerder gelegen om, alvorens de verdachten te bezoeken, daadwerkelijk overleg met klager te voeren. Verweerder handelde anders door, met negeren van het verbod van klager, de verdachten in kwestie toch onmiddellijk te bezoeken, terwijl niet blijkt dat het belang van de verdachten , die immers van rechtsbijstand waren voorzien, een bezoek door verweerder op zeer korte termijn vorderde.

 Gebleken is dat tussen klager en verweerder, althans kantoorgenoten van verweerder, vaker dergelijke kwesties hebben gespeeld. Het antwoord op de vraag of deze eerdere kwesties tot een tuchtrechtelijk verwijt zouden hebben kunnen leiden kan blijven rusten. Echter wél van belang is dat verweerder in een toch al gevoelige materie heeft gehandeld zonder zich op enige wijze van deze gevoeligheid voldoende rekenschap te geven. De raad is van oordeel dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop hij de zaken van klager heeft overgenomen.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is gegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010 in tegenwoordigheid van de griffier

Voorzitter      Griffier