Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0354

Zaaknummer

09-127U

Inhoudsindicatie

Het betreft een zaak waarin klager verweerster o.a. verwijt zonder zijn opdracht voor hem te zijn opgetreden als advocaat. In verband met het grote tijdsverloop dat is ontstaan sinds klager op de hoogte was van de betrokkenheid van verweerster en het indienen van de klacht is de raad van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 26 januari 2010

in de zaak 09-127 U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 15 mei 2009 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 mei 2009, bij de raad binnengekomen op 15 mei 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 10 november 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

 a) heeft opgetreden zonder opdracht, uitgezonderd het optreden bestaande uit het bijwonen van de zitting bij het Hof Arnhem;

b) zonder opdracht bij de executie van de woning onderhandelingen heeft gevoerd met de advocaat van de wederpartij, mr. A.;

c) klager niet heeft geadviseerd bij de executie inzake een bankgarantie.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft zich in 2004 tot mr. B., destijds advocaat in Nieuwegein, gewend in verband met de sedert 2002 lopende gevolgen van zijn  echtscheidingsprocedure. Op 19 oktober 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mr. B. en klager omtrent de wijze van rechtsbijstand.

3.2 Verweerster heeft van medio november 2005 tot 23 juni 2006 (met een onderbreking van de maanden maart en april) de praktijk van mr. B. waargenomen in verband met diens schorsing. In het kader van die waarneming heeft verweerster de zaak van klager behandeld. Klager was er van op de hoogte dat mr. B. was geschorst.

3.3 Verweerster heeft klager bijgestaan tijdens een pleidooizitting op 29 november 2005 bij het Hof Arnhem. Deze procedure hield mede verband met de op handen zijnde executieveiling van klagers woning. Zowel voorafgaand als na de zitting heeft verweerster met klager overleg gevoerd in aanwezigheid van mr. C., die als jurist werkzaam is op het kantoor van mr. B., mede in verband met een mogelijke buitengerechtelijke afdoening. Klager heeft aan mr. C. te kennen gegeven niet in te willen gaan op het voorstel van de wederpartij. Mr. C. heeft in zijn e-mail van 23 december 2005 klager geïnformeerd over het feit dat mr. A., advocaat van de wederpartij, naar aanleiding van het voorstel van klager heeft gereageerd naar verweerster.

3.4 Het Hof Arnhem heeft de vordering van klager tot schorsing van het vonnis van de Rechtbank Arnhem op 27 december 2005 afgewezen. Op 28 december 2005 heeft verweerster in overleg met mr. C, die veelal het contact met klager onderhield, nader schikkingsoverleg gevoerd met mr. A. teneinde een gedwongen executieverkoop van de woning te voorkomen. Voorts heeft verweerster op dezelfde dag de notaris verzocht het veilingbod nog niet te accepteren in afwachting van de definitieve uitkomst van onderhandelingen tussen partijen. Uiteindelijk hebben partijen geen overeenstemming bereikt en is de woning van klager eind december 2005 verkocht. Nadien heeft verweerster geen bemoeienis met klagers zaak meer gehad.

3.5 Op 8 augustus 2007 heeft klager verweerster nog schriftelijk verzocht hem in te lichten omtrent de vraag of er daadwerkelijk martiaal beslag zou zijn gelegd.

4 Beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1  Verweerster heeft ter zitting aangevoerd van oordeel te zijn dat klager in zijn klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard vanwege te late indiening daarvan. De klacht heeft betrekking op handelen van verweerster in november en december 2005, terwijl de klacht bij brief van 28 januari 2009 door klager is ingediend bij de deken te Utrecht. De raad overweegt dat in verband daarmee twee belangen tegen elkaar dienen te worden overwogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdsverloop moet worden aangehouden maar dit zal van geval tot geval aan de hand van concrete omstandigheden moeten worden bepaald. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij ruim drie jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. Klager voert – niet nader onderbouwd - weliswaar aan eerst na het voeren van een kort geding, zijn dossier van mr. B. te hebben teruggekregen en kennis te hebben genomen van verdere betrokkenheid van verweerster dan haar bijstand ter zitting van het hof Arnhem en van de in 3.4  bedoelde faxbrief aan verweerster, maar uit de stukken, in het bijzonder de e-mail van mr. C. aan klaagster van 23 december 2005 (10:18 AM) (pagina 30 klachtdossier) volgt dat klager in elk geval reeds op 23 december 2005 op de hoogte was van de betrokkenheid van verweerster bij de onderhandelingen. Ook uit klagers brief van  8 augustus 2007 blijkt dat hij op de hoogte was van verweersters bemoeiingen.  Dit lag ook voor de hand in verband met de schorsing van mr. B, waarvan klager op de hoogte was. Op grond van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerster terecht een beroep heeft gedaan op de tijd die verstreken is tussen haar optreden en het indienen van de klacht., nu ook niet anderszins voor dit tijdsverloop redenen gebleken zijn die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerster bij rechtszekerheid. Klager is derhalve in zijn klacht niet-ontvankelijk.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart :

- klager in de klachtonderdelen a t/m c niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2010.

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.