Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-09-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1090
Zaaknummer
M13-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Essentie
Inhoudsindicatie
Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. In het geval de cliënt, de opdracht tot het verrichten van werkzaamheden door de advocaat beëindigt, is het alleszins redelijk dat de advocaat zich op het standpunt stelt dat de door hem verrichte werkzaamheden betaald moeten worden.
Inhoudsindicatie
De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
M13-2010
raad van discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
BESLISSING
inzake
“klaagster”,
tegen
“verweerder”,
____________________________________________________________________
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 27 januari 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klaagster op 10 juli 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de inventarislijst genoemde stukken.
1.2. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 15 juni 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 juli 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.
1.3. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010. Aldaar zijn klaagster en verweerder verschenen.
2. Feiten
2.1. Het navolgende is komen vast te staan. In november 2008 trad verweerder voor klaagster op in een echtscheidingszaak. Naar aanleiding van een aantal communicatiestoornissen in de relatie heeft klaagster aanleiding gezien om een klacht in te dienen hangende de echtscheidingsprocedure.
3. De klacht
3.1. De klacht bestaat uit navolgende onderdelen:
1. Verweerder heeft een honorarium van 20% van opbrengst echtscheiding afgesproken, maar zet dat niet op papier;
2. de declaratie is te hoog en bovendien was afgesproken dat klaagster pas na verkrijging van gelden uit de echtscheiding zou hoeven te betalen
3.2. Ter toelichting op de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd. Klaagster stelt dat zij met verweerder een honorarium van 20% van hetgeen zij uit de echtscheidingszaak zou verkrijgen is overeengekomen. Zij stelt dat de afspraak die door verweerder in een brief is vastgelegd niet door haar ontvangen is. Volgens klaagster bedong verweerder 20% voor zijn diensten. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij het niet nodig vond om een overeenkomst van opdracht op te stellen. Klaagster had de indruk dat de verweerder niet voor haar opkwam en zij stelt dat de declaratie van verweerder te hoog is. Bovendien zou de rekening pas na verkrijging van gelden uit de echtscheidingszaak betaald hoeven worden.
4. Het verweer
4.1. Het standpunt van verweerder houdt in dat hij de toezeggingen van klaagster over het honorarium van 20% over de echtscheidingszaak voor kennisgeving heeft aangenomen. Naar zijn mening was er al een prijsafspraak gemaakt met klaagster. Daartoe legt hij een brief over van 16 oktober 2007. Verweerder verklaart dat hij geen bericht heeft ontvangen dat zijn mail van 16 oktober 2007 aan klaagster niet zou zijn verstuurd. Tevens overlegt verweerder een verklaring van zijn secretaresse waarin zij bevestigt de bewuste mail te hebben verzonden. Verweerder merkt op dat hij klaagster op enig moment duidelijk heeft gemaakt dat hij geen prijs stelde op haar onaangekondigde bezoeken. Tot slot geeft verweerder aan dat hij nu betaling van de declaratie vordert omdat klaagster de opdracht tussentijds heeft beëindigd.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 De raad overweegt het volgende.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1: de raad stelt vast dat verweerder op 16 oktober 2007 aan klaagster een email heeft verzonden waarin verweerder en klaagster een prijsafspraak hebben gemaakt. Dat verweerder 20% van de boedel uit de echtscheiding wenste te ontvangen, zoals klaagster stelt, kan niet worden vastgesteld. In gevallen waarin de lezing van partijen over de inhouden van de klachten uiteenloopt en niet kan worden gesteld welke van de beide lezingen de juiste is, kan een klachtonderdeel of een klacht niet gegrond worden verklaard. Het woord van verweerder (als advocaat) weegt niet zwaarder dan het woord van klager, maar het weegt ook niet minder zwaar. Bijkomende omstandigheden zouden het misschien mogelijk maken vast te stellen wat de waarheid is, maar zulke omstandigheden zijn niet gebleken. Omdat dus niet is vast te stellen dat de verweten handeling feitelijk heeft plaatsgevonden, kan dit onderdeel niet gegrond worden verklaard. Het is niet aannemelijk dat klaagster de overeenkomst niet heeft ontvangen.
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel: De raad overweegt dat het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt essentieel is voor een behoorlijke beroepsuitoefening. In het geval de cliënt, in dit geval klaagster, de opdracht tot het verrichten van werkzaamheden door de advocaat beëindigt, dan is het alleszins redelijk dat verweerder zich op het standpunt stelt dat de door hem verrichte werkzaamheden betaald moeten worden. Het declareren is derhalve geen tuchtrechtelijk verwijtbare handeling onder deze omstandigheden. De raad acht dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.
Ten aan zien van klachtonderdeel 3: de raad merkt op dat hij als tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen over de declaratie, evenmin als over het verschil van inzicht tussen klaagster en verweerder over het al dan niet betalen daarvan. De raad waakt slechts tegen excessief declareren. In onderhavig geval is hiervan niet gebleken zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door Mr P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M. Theunissen, leden in tegenwoordigheid van Mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2010.
Verzonden op:
28 september 2010.
mr. P. Beens mr. P.M. Knaapen
(plaatsvervangend griffier) Voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.