Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1002

Zaaknummer

10-29

Inhoudsindicatie

Bij een schriftelijk verzoek aan de rechtbank om uitstel van een comparitie heeft de advocaat verwezen naar een bijgevoegde brief, terwijl hij wist dat die brief niet was bijgevoegd en hij ook niet van de inhoud van die brief op de hoogte was of kon zijn. Rechtbank op het verkeerde been gezet, maar ook belangen klager geschaad. Klacht gegrond.

Uitspraak

10-29

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief dd. 15 maart 2010 heeft mr P.A.M. Manning, deken van de orde van advoca-ten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

[A],

wonend te [X],

hierna te noemen klager,

tegen:

mr. [D],

advocaat te [Y],

hierna te noemen verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 april 2010, waar zowel klager als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. G.E.J. Kornet, C.J.M. de Vlieger, P.J.M. van Wersch en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. De klacht heeft de volgende achtergrond.

In een geschil tussen klager en de heer [B] is verweerder opgetreden als advocaat van [B]. Klager had [B] een bedrag van € 6.500,00 geleend, dat bedrag wilde hij van hem terugkrijgen.

In de door klager ingestelde procedure had de rechtbank een comparitie van partijen bepaald op [....] 2009. Verweerder vroeg kort voor de zitting om uitstel onder overlegging van een kopie van een brief van het [....]ziekenhuis te [L] met daarop het stempel 'ingekomen [....] 2009' waarin aan [B] werd bevestigd dat hij op [....] 2009 zou worden opgenomen voor een operatie in verband met een nieuwe hartklep door Dr. [K]. De rechtbank heeft toen uitstel verleend tot [....] 2009.

Bij brief d.d. [....] 2009 heeft verweerder opnieuw om uitstel gevraagd. Hij schreef daarin aan de rechtbank dat zijn cliënt wederom geopereerd zou worden, en dat hij bijgaand een kopie van de brief die hij van zijn cliënt ontving bijvoegde.

Die brief was echter niet bijgevoegd.

 

Omdat inmiddels klager had achterhaald dat voornoemde dr. [K] geen hartchirurg maar orthopedisch chirurg in het [...]ziekenhuis is, was bij klager twijfel gerezen omtrent de juistheid van de eerder door [B] aan verweerder en door deze op zijn beurt aan de rechtbank verstrekte informatie. De lay-out van de opnamebrief voor [....] 2009 riep ook vragen bij hem op. Om deze redenen heeft klager zijn advocaat verzocht tegen het nieuwe verzoek om uitstel te protesteren. Die heeft dat gedaan bij brief van [....] 2009, daarbij erop wijzend dat de brief waarnaar verweerder verwees ontbrak en dat de eerder voor het uitstelverzoek begin [....] 2009 gebruikte verklaring de nodige vragen had opgeroepen. De rechtbank heeft het nieuwe uitstelverzoek daarop afgewezen.

De rechtbank heeft bij vonnis d.d. [....] 2009 klagers vordering toegewezen en [B] veroordeeld tot betaling. De deurwaarder heeft het vonnis op [....] 2009 aan [B] betekend. Hij had op [....] 2008 conservatoir beslag op de inboedel in de woning van [B] gelegd en heeft bij exploot van [....] 2009 aangezegd bij niet-betaling over te zullen gaan tot executoriale verkoop van die inboedel.

Verweerder heeft daarop voor [B] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en een executie-kortgeding tegen klager aanhangig gemaakt, onder overlegging van de kopie van een vaststellingsovereenkomst van [….] 2007 waarin stond dat de inboedelgoederen 'volgens verklaring van partijen' al in 2007 in eigendom waren overgedragen aan de dochter van [B]. Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij zijn cliënt een origineel afschrift van deze akte gevraagd. Die ontving hij een dag voor de zitting. Toen bleek hem dat de aangehechte inventarislijst een andere was dan de lijst die hij eerder van [B] had ontvangen. Ook was aangehecht een verklaring van de dochter van [B] dat zij aan haar ouders een bedrag van 7000 Euro had betaald ´als borg de inventaris die omschreven is en die door mij aan mijn ouders ter beschikking is gesteld.´

De voorzieningenrechter heeft de vordering tot verbod althans opschorting van de executie totdat in hoger beroep definitief zou zijn beslist afgewezen.

3. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder zonder controle van de echtheid daarvan stukken in het geding heeft gebracht. Dit heeft voor klager geleid tot vertraging en extra hoge kosten.

4. De klacht heeft betrekking op een drietal stukken waarvan klager meent dat verweerder die aan een onderzoek op echtheid had moeten onderwerpen alvorens ze aan de rechtbank over te leggen of toe te sturen.

Het zijn de bevestiging geplande opname voor [….] 2009 voor een operatie in verband met een nieuwe hartklep, waarmee verweerder uitstel van de zitting van [….] 2009 heeft weten te bewerkstelligen, voorts een brief die zou zijn bijgevoegd bij verweerders verzoek om uitstel d.d. [….] 2009 maar daar niet bij zat en waarin dan had moeten staan dat zijn cliënt wederom geopereerd werd en daarom verhinderd was te verschijnen, en tenslotte een vaststellingsovereenkomst met in-ventarislijst blijkens welke de inventaris van de woning van [B] sedert 2007 niet meer aan hem zou toebehoren.

De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Voorop staat dat een advocaat er in zijn algemeenheid op mag vertrouwen dat de stukken die zijn cliënt hem bezorgt authentiek zijn. Dat is anders wanneer de echtheid daarvan juist onderwerp van geschil vormt of wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat die mogelijk onderwerp van geschil kan gaan vormen.

In casu was er voor verweerder bij de ontvangst van de bevestiging voor de ziekenhuisopname nog geen aanleiding om aan de echtheid van dat stuk te twijfelen. Hij had zijn secretaresse opdracht gegeven de brief direct door te sturen naar de rechtbank. Bovendien wist hij toen nog niet - en hoefde dat ook niet te weten of te vermoeden - dat de verklaring niet juist kon zijn omdat de operatiearts geen hartchirurg is. Hem valt dan ook niet te verwijten dat hij die bevestiging gebruikte ter ondersteuning van het eerste verzoek om aanhouding.

Bij zijn tweede verzoek om uitstel heeft verweerder zich echter welbewust gebaseerd op een verklaring die hij niet kende omdat hij die nog moest ontvangen, enkel en alleen afgaand op de belofte van de vrouw van [B] dat die verklaring eraan kwam. Hij heeft de rechtbank in zijn uitstelverzoek van [….] 2009 opzettelijk foutief geïnformeerd door te verwijzen naar een bijgevoegde brief terwijl hij wist dat die brief niet was bijgevoegd, terwijl hij bovendien niet van de inhoud daarvan op de hoogte was noch kon zijn. Deze handelwijze is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft daarmee niet alleen de rechtbank op het verkeerde been gezet maar ook de gerechtvaardigde belangen van klager geschaad door het te doen voorkomen alsof aantoonbaar sprake was van een geldige reden voor uitstel terwijl van dat ´aantoonbaar´ geen sprake was. In zoverre is de klacht van klager dan ook gegrond.

Voor wat betreft de vaststellingsovereenkomst heeft verweerder, toen hij de dag voor de zitting constateerde dat zijn cliënt hem eerder een exemplaar met foutieve bijlage had verstrekt, volgens zijn eigen zeggen zijn cliënt daarop direct aangesproken, en heeft hij de voorzieningenrechter direct bij aanvang van de zitting geïnformeerd over de gebleken incongruentie. De raad wil wel aannemen dat het zo is gegaan. Verweerder heeft aldus op dit punt gehandeld zoals hij behoorde te doen. De klacht is dan ook in zoverre ongegrond.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

de klacht van klager tegen verweerder is gegrond in zoverre als hiervoor is overwogen, en voor het overige ongegrond. Verweerder wordt terzake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2010.

griffier     voorzitter