Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1021

Zaaknummer

10-55

Inhoudsindicatie

Dat verweerster klager er voor de zitting niet meer aan heeft herinnerd dat voor de alimentatierechter een getekend exemplaar van zijn nieuwe huurcontract ter zitting beschikbaar moest zijn in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, evenals verweersters besluit haar werkzaamheden voor klager te beëindigen nadat deze buiten haar om een second opinion had gevraagd.

Uitspraak

10-55

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief dd. 23 april 2010 heeft mr M.S. van den Berg, lid van de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, aan wie de deken van genoemde orde het onderzoek van de klacht had opgedragen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klager,

wonend te [woonplaats

tegen:

verweerster

advocaat te [plaats]

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 14 juni 2010, waar alleen verweerster is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr D. Vergunst, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, G.E.J. Kornet en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. De klacht heeft de volgende achtergrond.

Verweerster stond klager sedert [….] 2008 bij in zijn echtscheiding.

Bij beschikking voorlopige voorziening was een partneralimentatie vastgesteld van 2614 euro per maand en een kinderalimentatie van 495 euro per maand voor klagers dochter. De huur van zijn tijdelijke - illegale - huurwoning bedroeg toen 450 euro per maand.

In overleg met verweerster heeft klager daarop besloten te verhuizen naar een legaal appartement met een huur van 910 euro per maand. Verweerster heeft op die grond verlaging van de voorlopige alimentatie verzocht. Zij heeft bij het verzoek een kopie overgelegd van de digitale, nog niet getekende versie van het huurcontract.

Omdat ter zitting door de wederpartij werd betwist dat een nieuwe huurovereenkomst tot stand was gekomen en verweerster en klager de inmiddels getekende overeenkomst niet konden tonen heeft de rechtbank klager in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Later heeft verweerster voor klager een kort geding aangespannen inzake het door diens ex-partner gelegde loonbeslag. Het in die zaak gewezen vonnis was voor klager niet geheel bevredigend, reden waarom hij weer later inzake een nieuw namens hem ingediend verzoek een andere advocaat om een second opinion vroeg op het punt van de alimentatieberekening. Hij deed dat buiten verweerster om. Toen verweerster dat vernam heeft zij geconcludeerd dat sprake was van een vertrouwensbreuk, klager aangeraden een andere advocaat te zoeken en aangekondigd dat zij hem haar einddeclaratie zou sturen.

Klager heeft verweerster daarop laten weten dat zij door deze handelwijze haar zorgplicht jegens hem niet nakwam en hem schade berokkende en haar verzocht wegens dat niet nakomen van haar zorgplicht af te zien van een declaratie. Dat heeft verweerster niet willen doen. De einddeclaratie beloopt € 2.532,62.

3. Klager beklaagt zich thans over het volgende.

1. Verweerster is nalatig geweest door hem er niet op te wijzen dat hij het ondertekende huurcontract ter zitting bij zich moest hebben;

2. Verweerster heeft haar werkzaamheden beëindigd naar aanleiding van het feit dat hij een second opinion had gevraagd, hetgeen onredelijk is en buitenproportioneel; zij is zodoende haar zorgplicht niet nagekomen, hij heeft daarvan schade ondervonden.

4. Verweerster heeft tot haar verweer het volgende naar voren gebracht.

Zij ging ervan uit dat klager ter zitting een getekend exemplaar van de huurovereenkomst bij zich zou hebben. Bij indiening van het verzoekschrift hebben zij en klager stilgestaan bij de vraag of toen volstaan kon worden met overlegging van een nog niet getekend exemplaar. Verweerster meent dat zij toen gezegd heeft dat later wel het origineel of een deugdelijke kopie beschikbaar zou moeten zijn. Zij was overigens wel verrast dat de wederpartij de nieuwe huurovereenkomst betwistte. Zij had met die mogelijkheid gezien het verloop van de correspondentie voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het verzoek niet echt rekening gehouden.

Dat zij aan het inwinnen van een second opinion door klager de conclusie verbond van een vertrouwensbreuk vond zijn directe oorzaak in het feit dat hij dat buiten haar om had gedaan. Blijkens haar toelichting ter gelegenheid van de mondelinge behandeling kwam daarbij dat zij tot dan toe in de relatie met klager steeds had moeten ervaren dat deze terugkwam op gemaakte afspraken en geregeld opnieuw uitleg nodig had alvorens de zaak op de uitgezette lijn verder vervolgd kon wor-den.

5. De raad beoordeelt de klachten als volgt.

Klachtonderdeel 1

Uit de omstandigheid dat klager en verweerster hebben stil gestaan bij de vraag of bij indiening van het verzoekschrift kon worden volstaan met een kopie van de nog niet getekende digitale versie van het contract leidt de raad af dat ook klager zich er van bewust moet zijn geweest dat alleen een getekend exemplaar tot bewijs kon dienen. De raad acht het dan ook aannemelijk dat in dat gesprek aan de orde zal zijn geweest dat dit later in de procedure overgelegd moest kunnen worden.

Het valt te betreuren dat verweerster klager daar voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet meer met zoveel woorden aan heeft herinnerd noch op een eerder moment die noodzaak schriftelijk heeft bevestigd teneinde elk misverstand te vermijden, maar een tuchtrechtelijk verwijt kan haar daarvoor in de gegeven omstandigheden niet worden gemaakt.

Klachtonderdeel 2

De raad kan gezien de toelichting van verweerster op haar besluit de relatie met klager te beëindigen, billijken dat zij zulks heeft gedaan. Het feit dat klager buiten verweerster om een second opinion heeft gevraagd, stond daarmee niet op zichzelf.  Verweerster kon deze stap in de gegeven omstandigheden opvatten als een kennelijk gebrek aan vertrouwen in haar. In zo'n situatie is dan verstandig de relatie te beëindigen. Het was wel beter geweest wanneer zij dat nog in een persoonlijk onderhoud met klager had besproken maar tuchtrechtelijk verwijtbaar is het achterwege laten daarvan niet.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht van klager tegen verweerster is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2010.

griffier     voorzitter