Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-02-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0341
Zaaknummer
09-274U
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar gegrond. Het aanhoudend niet-reageren op verzoeken van de deken om nadere informatie en ondanks toezeggingen deze informatie uiteindelijk niet te verstrekken, zijn te beschouwen als gedragingen die in strijd zijn met wat een behoorlijk advocaat betaamt. Gezien de in deze zaak specifieke omstandigheden is de maatregel van een voorwaardelijke schorsing opgelegd.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 9 februari 2010
in de zaak 09-274U
___________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 1 oktober 2009 binnengekomen bezwaar van:
de deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Utrecht
d e k e n
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 28 september 2009, door de raad ontvangen op 1 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2009 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Van de be-handeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 7 in de in die brief genoemde inventarislijst;
b. de fax van verweerder van 18 november 2009;
c. het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2009.
2. het bezwaar
2.1 Het bezwaar houdt -zakelijk weergegeven- in dat verweerder ondanks herhaalde verzoe-ken geen nadere inlichtingen aan de deken heeft verstrekt en hem dusdoende het onmo-gelijk heeft gemaakt nader onderzoek te verrichten naar een bij hem ingediende klacht omtrent een gedraging van verweerder.
2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens de deken de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden.
3. feiten
Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Bij brief van 28 mei 2009 heeft de deken een klachtbrief ontvangen van de heer E. omtrent gedragingen van verweerder.
3.2 Bij brief van 9 juni 2009 aan verweerder stuurt de deken een kopie van de klachtbrief met het verzoek aan verweerder om te reageren binnen drie weken na dagtekening van de brief.
3.3 Bij brieven van 8 juli 2009, 22 juli 2009 en 16 september 2009 aan verweerder verzoekt de deken telkenmale om een reactie. In genoemde brief van 16 september 2009 schrijft de deken dat indien verweerder niet omgaand reageert, hij overweegt zijn bezwaren aan de raad voor te leggen. Bij brief van 24 september 2009 bevestigt de deken aan beide partijen zulks ook te doen. Nadien heeft de deken geen reactie van verweerder mogen ontvangen.
3.4 In de in punt 1.3 onder b genoemde fax erkent verweerder ondermeer dat hij inderdaad tekort is geschoten in de communicatie met zowel zijn cliënt als de deken. Ook betuigt hij zijn spijt omtrent het verloop van de kwestie.
4. beoordeling van het bezwaar
4.1 Het niet-voldoen aan het (herhaaldelijk) verzoek van de deken om inlichtingen te ver-strekken, is te beschouwen als een gedraging die in strijd is met wat een behoorlijk advo-caat betaamt. De inhoud van de in punt 1.3 onder b genoemde fax maakt dat niet anders nu daaruit niet, althans onvoldoende, blijkt dat als gevolg van de in de fax geschetste omstandigheden verweerder niet aan de verzoeken van de deken kon voldoen. Het bezwaar is derhalve gegrond.
5. maatregel
5.1 In de in punt 1.3 onder b genoemde fax geeft verweerder -kort gezegd- aan dat als gevolg van een onafwendbaar faillissement van zijn werkgever hij in ernstige financiële pro-blemen zal komen te geraken. Ook zal, zo geeft verweerder in de fax aan, zijn arbeidsovereenkomst op korte termijn tot een einde komen.
5.2 Gezien genoemde specifieke omstandigheden die buiten de risicosfeer van verweerder liggen, valt niet uit te sluiten dat verweerder op korte termijn zal moeten uitkijken naar een nieuwe dienstbetrekking. Voorzover die betrekking binnen de advocatuur zou zijn ge-legen, acht de raad het opleggen van een onvoorwaardelijke schorsing een te zware maat-regel nu verweerder daardoor zal worden belemmerd in zijn verdere functie als advocaat. De raad acht het opleggen van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar in dit specifieke geval passend en geboden.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart:
- het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij een raad van discipline in welk ressort ook later anders zal oordelen op grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocaten-wet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van 2 jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is getreden.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder;
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht;
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder;
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;
bezorging
De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;
per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.
Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.