Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0582

Zaaknummer

09-275H

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft de plicht, wanneer een zaak naar de slaaprol is verwezen en daarvan weer wordt afgehaald, dat te berichten aan de advocaat van de wederpartij. Klacht gegrond. Geen maatregel opgelegd.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 19 april 2010

in de zaak 09-275H

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

 

 

De heer mr.

k l a g e r

 

tegen:

 

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

 

1.             Verloop van de procedure

 

1.1         Bij brief van 5 oktober 2009, bij de raad binnen gekomen op 6 oktober 2009, heeft de deken van de orde in advocaten van het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 21 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2.             De klacht

 

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a) een verstekvonnis tegen de cliënte van klager heeft uitgelokt zonder klager naar behoren te hebben geïnformeerd over de desbetreffende rolhandelingen;

b) klachtwaardig heeft gehandeld doordat hij zich in zijn werkzaamheden voor zijn cliënte zou hebben beperkt tot het processuele gedeelte en de inhoudelijke behandeling van de zaak zou hebben overgelaten aan zijn cliënte. 

3.             Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1         Verweerder trad als advocaat op voor Eneco Energie Services B.V. (hierna “Eneco”) in een zaak die hij in opdracht van een incassobureau had gekregen. De zaak betrof vorderingen van Eneco op G BV, de cliënte van klager.

G BV was gedagvaard tegen de rolzitting van 13 februari 2008, in verband met een openstaande vordering van ruim € 400.000 die Eneco had op G BV. Omdat klager de dagvaarding niet tijdig had ontvangen, heeft hij zich niet ter rolle van 13 februari 2008 kunnen stellen. Op 14 februari 2008 heeft klager aan verweerder aangekondigd dat hij ter rolle van 12 maart, naar welke rol de zaak voor vonnis was verwezen, het verstek zou zuiveren.

Bij brief van 6 maart 2008 heeft klager aan verweerder gevraagd te willen meewerken aan een aanhouding van de zaak voor vonnis met een termijn van vier weken. Verweerder heeft daarmee ingestemd.

3.2         Op 13 maart 2008 heeft klager aan verweerder geschreven dat de rechtbank klager, ondanks het door op de rol van 13 maart 2008 gedane verzoek tot aanhouding voor verstekvonnis met vier weken, op eigen houtje had opgevoerd als procureur. Klager heeft verweerder, nadat hij contact had gehad met de griffie op de rechtbank, bericht dat de procureurstelling was teruggedraaid en dat de zaak was verwezen naar de slaaprol van 1 oktober 2008 voor uitlating vonnis aan de zijde van verweerder.

3.3         Op 14 mei 2008 heeft de rechtbank Amsterdam G BV bij verstek veroordeeld tot betaling van ruim € 400.000, vermeerderd met wettelijke rente, beslagkosten en proceskosten. 

3.4         Op 21 mei 2008 heeft het incassobureau G BV gesommeerd te voldoen aan het vonnis van de rechtbank en aangekondigd dat bij gebreke daarvan het vonnis zou worden betekend en geëxecuteerd.

3.5         Bij fax van 30 mei 2008 heeft de rolgriffier van de rechtbank Amsterdam aan klager bericht dat op verzoek van de procureur van de wederpartij de zaak op de rol van 16 april 2008 was geplaatst en dat vonnis was gevraagd. Op het bijbehorende B-formulier was aangekruist dat de wederpartij was geïnformeerd.

4.       Beoordeling van de klacht

4.1         De raad stelt voorop dat de regels, strekkende tot instandhouding van een onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen tussen advocaten, ook in het onderhavige geval onverkort gelding toekomt. In de verhouding van advocaten onderling is een goede beroepsuitoefening gediend met een sfeer van vertrouwen en welwillendheid juist omdat zij tot taak hebben tegenstrijdige belangen van hun respectieve cliënten te behartigen. Om die reden is het wenselijk te achten dat advocaten zich onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren en al wat bij een reeds verstoorde verhouding aanleiding kan geven tot verdere verslechtering van die verhouding.

4.2         Toegepast op onderhavig klachtonderdeel a) is de raad van mening dat verweerder klager had moeten verwittigen omtrent het terughalen van de zaak van de slaaprol naar de rol van 16 april 2008. Verweerder was er immers mee bekend dat klager optrad als advocaat van G BV en dat hij had aangekondigd namens G BV verweer te zullen voeren wanneer het tot een procedure mocht komen. Dat verweerder niet op de hoogte was van de fax d.d. 13 maart 2008, waarvan wel erkend is dat die fax op het kantoor van verweerder is aangekomen, kan niet aan klager worden tegengeworpen. Klager had verweerder op de hoogte gesteld van de verwijzing naar de slaaprol op 1 oktober 2008. Verweerder had vervolgens, nadat het incassobureau verweerder gevraagd had de zaak bij vervroeging op de rol te plaatsten, klager moeten informeren naar welke roldatum de zaak zou worden gebracht. Verweerder had niet mogen volstaan met de verwachte mededeling die zijn procureur daaromtrent zou doen. Verweerder had een eigen actieve rol in dit geheel.

Klachtonderdeel a) is daarom gegrond.

4.3         Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Klager was de advocaat van de wederpartij. Hij heeft niet van doen met de afspraken die zijn gemaakt tussen (het kantoor van) verweerder en de opdrachtgever, het incassobureau. Verweerder heeft verlof tot het leggen van beslag gevraagd, het beslag doen leggen, de dagvaarding tijdig laten uitbrengen en de procedure gevoerd totdat vonnis was verkregen.

Het is bekend dat binnen korte tijd nadat beslag is gelegd de dagvaarding dient te worden uitgebracht. Nu onweersproken is dat tussen het incassobureau en G BV veel was gecorrespondeerd en ook sommaties waren gestuurd, valt niet in te zien dat de beslaglegging of de dagvaarding rauwelijks zou zijn geweest.

4.4         Nadat het verstekvonnis was verkregen, heeft verweerder de verantwoordelijkheid gevoeld om contact op te nemen met het incassobureau om executie van het verstekvonnis te staken. Daartoe was het incassobureau bereid, mits G BV bereid was om ofwel een bankgarantie te stellen ofwel een groot deel van de hoofdvordering te voldoen. De bemoeienis van verweerder heeft in ieder geval geleid tot het staken van de executie.  

5.       Maatregel

De raad ziet aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel aan verweerder. Klager nam een risico door zich niet te stellen en daardoor verstoken te blijven van de rolberichten. Klager had de slaaprol beter kunnen bewaken dan hij heeft gedaan. Tevens acht de raad van belang dat er geen nadelige gevolgen zijn voortgevloeid uit het handelen of nalaten door verweerder. Gegeven die omstandigheden zal de raad geen maatregel opleggen aan verweerder.

 

BESLISSING:

          De raad van discipline:

 

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wieringa, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2010.

 

 

 

 

voorzitter                                                                                                         griffier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- deken van de Nederlandse orde van Advocaten

 

en ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel door:

- verweerder

- deken van de Nederlandse orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dat van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 548 4607.