Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1067

Zaaknummer

R. 3379/10.9

Inhoudsindicatie

 Het niet opvolgen van een (niet bindend) advies van de deken is in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht van de deken is ongegrond.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 7 januari 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het dossier is door de Raad ontvangen op 11 januari 2010.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage

hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 juni 2010.

Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen.

 

FEITEN

2.1Tussen verweerster en mr. M., beiden advocaat in Leiden, ontstond een geschil ten aanzien van de financiële afwikkeling van een toevoeging die door mr. M.

was aangevraagd, maar door verweerster was overgenomen.

2.2  Naar de mening van mr. M. kwamen aan haar twee punten van de toevoeging toe die bij opvolging worden toegekend door de Raad voor Rechtsbijstand.

2.3  Naar de mening van verweerster diende mr. M. aan te tonen hoeveel tijd zij aan de zaak had besteed en wenste zij totdat zij een urenverantwoording had

ontvangen niet tot verdeling van de vergoeding over te gaan.

2.4  Mr. M. heeft de bemiddeling van de deken ingeroepen.

2.5  Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt toe te lichten heeft de voormalig deken bij brief van 21 oktober 2009 haar visie op de kwestie

gegeven en heeft partijen geadviseerd omtrent de wijze van verdeling.

2.6  Het advies kwam erop neer dat aan mr. M. de twee punten van de opvolgingsvergoeding toekwamen en aan verweerster de volledige gewone

toevoegingspunten.

2.7De opvolgingsvergoeding van twee punten behelst een bedrag € 190,--.

2.8  Bij brief van 18 oktober 2009 heeft verweerster aan mr. M. laten weten niet gebonden te zijn aan het advies van de deken, nu het advies in de ogen van

verweerster een vrijblijvend karakter had en verweerster zich niet kan vinden in het advies van de deken.

 

KLACHT

3. Klager verwijt verweerster dat zij een advies van de deken weigert op te volgen en zich in dat kader ten aanzien van haar collega niet gedraagt zoals advocaten

zich in de onderlinge verhouding dienen te gedragen.

 

VERWEER

4Verweerster is van mening dat zij niet aan het advies van de deken is gebonden, nu voorafgaande aan het advies niet is overeengekomen dat dit advies voor de

 betrokken partijen bindend zou zijn. Voorts is verweerster van mening dat mr. M. aan haar de bestede tijd aan de zaak diende op te geven, voordat tot afrekening

 van de zaak kon worden overgegaan. Mr. M. is tot heden hiermede in gebreke gebleven. 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. De Raad stelt voorop dat advocaten dienen te streven naar een onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen. Uit de stukken volgt dat verweerster in

 het dispuut met mr. M. nimmer haar recht heeft prijsgegeven het advies van de deken van 21 oktober 2009 ter zijde te leggen. De Raad is dan ook van oordeel dat,

 ook al betreft het een dispuut over een beperkt bedrag , de weigering van verweerster om het dekenadvies op te volgen geen tuchtrechtelijk laakbaar gedrag

 impliceert. Verweerster heeft terecht gesteld dat zij van mr. M. mocht verlangen de door haar bestede tijd aan de zaak aan haar op te geven. Daarbij was het mr.

 M. die de kwestie ter bemiddeling aan de deken heeft voorgelegd en niet verweerster, zodat ook om die reden verweerster niet het advies van de deken als een

 bindend advies hoeft te beschouwen. De Raad acht de klacht ongegrond.

 

BESLISSING

6.  De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. van Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.