Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0715

Zaaknummer

09-294A

Inhoudsindicatie

 Klacht over inhoud van door advocaat wederpartij opgestelde processtukken. Raad kan (on)waarheid van stellingen niet beoordelen maar acht bepaalde uitlatingen onnodig grievend. Verweerder heeft onvoldoende professionele distantie in acht genomen. Klacht gegrond. Berisping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 16 juni 2010

in de zaak 09-294A     

___________________________________________________________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 29 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

                               

verweerder

 

1.      Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 27 oktober 2009, door de raad ontvangen op 29 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2              De klacht is behandeld ter zitting van 13 april 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.

 

1.3              De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken met bijlagen genummerd 1 t/m 11, zoals vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2.      Klacht

 

2.1              De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij – samengevat – onwaarheden en grievende uitlatingen heeft gedaan in processtukken in de verschillende procedures die hij namens zijn cliënt tegen klaagster aanhangig heeft gemaakt. Een opsomming van voorbeelden daarvan is opgenomen in de brief van klaagster d.d. 21 juni 2009 (blz. 7 t/m 9 klachtdossier).

 

3.      Feiten

 

3.1              Klaagster en haar ex-partner zijn gedurende 4,5 jaar verwikkeld in 14 procedures betrekking hebbend op de omgangsregeling, alimentatie en toewijzing gezag over het minderjarige kind van partijen. Verweerder staat laatstelijk de ex-partner in deze procedures bij.

 

3.2              In een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling is de cliënt van verweerder bij beslissing van 25 november 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing is appel ingesteld. De kritiek van klaagster richt zich deels op de inhoud van dit appelschrift ( pagina 14 e.v. klachtdossier) en voorts op het nadere verweerschrift tegen de hoogte van de kinderalimentatie (pagina 86 e.v. klachtdossier).

 

4.      Beoordeling

4.1              Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat de advocaat van de wederpartij – waar de klacht zich in deze zaak toe richt – een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid te beknotten. Anderzijds brengt die vrijheid niet mee dat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt op ontoelaatbare wijze mag schaden. De advocaat dient zich voorts niet onnodig grievend over de wederpartij uit te laten en hij mag geen feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. De raad zal het optreden van verweerder aan deze maatstaf toetsen.

 

4.2              Klaagster heeft een groot aantal voorbeelden opgesomd van citaten uit door verweerder opgestelde processtukken, waarvan klaagster stelt dat deze onwaar zijn. Nu de raad de kwestie waarover klaagster en haar ex-partner bij de civiele rechter procederen inhoudelijk onvoldoende kent, kan niet worden beoordeeld of individuele stellingen die klaagster opsomt, waar of onwaar zijn. Dat verwijt hangt nauw samen met de inhoud van het geschil dat niet ter beoordeling van de raad is. Daardoor kan de raad in deze klachtprocedure niet vaststellen of sprake is van de situatie dat verweerder feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn

 

4.3              De raad kan echter wel beoordelen of verweerder onnodig grievend is geweest in zijn uitlatingen jegens klaagster. Ter zitting is reeds gebleken dat verweerder van mening is dat zijn woordkeuze op een enkel punt in de processtukken onvoldoende zorgvuldig is geweest. Zo stelt hij zelf dat hij achteraf bezien te vaak het woord ‘ziekelijk’ gebruikt heeft. Deze term komt regelmatig terug in het nader verweerschrift tegen de hoogte van de kinderalimentatie (o.a. in de tweede en de laatste alinea op blz. 87 en in de derde alinea op blz. 88 van het klachtdossier).

 

4.4              Uit de in het klachtdossier opgenomen processtukken van verweerders hand (genoemd in 3.2) is de raad gebleken dat verweerder zich, afgezien van de door hemzelf genoemde uitdrukking, veelvuldig bedient van vergelijkbaar gechargeerd taalgebruik en wel aldus dat sprake is van onnodig grievende uitlatingen, zeker nu er weinig of geen distantie van verweerder tot het standpunt van zijn cliënt uit blijkt. Als voorbeeld daarvan noemt de raad: “er is sprake van geestelijke (kinder)mishandeling” (blz. 16, 17 en 29 klachtdossier), “deze zonneklaar onstabiele moeder”(blz 19 klachtdossier) en “de leugens, verdachtmakingen en insinuaties van de moeder” ( blz 27 klachtdossier). De raad is van oordeel dat het belang van klaagster disproportioneel wordt geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

De klacht is dan ook gegrond voor zover deze ziet op de onnodig grievendheid van verweerders uitlatingen. 

 

5.      Maatregel

 

Bij het opleggen van de na te noemen maatregel houdt de raad rekening met het volgende. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd kenbaar gemaakt dat de zaak hem persoonlijk ernstig raakt. De raad is van oordeel dat verweerder bij de behandeling van de voor zijn cliënt behandelde zaak onvoldoende professionele distantie in acht genomen heeft, zeker in aanmerking genomen dat verweerder reeds 25 jaar advocaat is. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder daarmee, met name gezien hetgeen hem in deze klachtzaak wordt verweten, de grenzen van het fatsoen en de redelijkheid overschreden. De raad acht na te noemen maatregel passend.

BESLISSING:

 

De raad van discipline:

 

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2010 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

 

 

 

voorzitter                                                                                                                                                     griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-          klaagster

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

 

-                 verweerder

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor­den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d.      Telefonische informatie

076 - 548 4607.