Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0790
Zaaknummer
09-10
Inhoudsindicatie
Verzet gegrond omdat de voorzitter mogelijk geen acht heeft kunnen slaan op een tijdig door klager overgelegde brief met twee producties. Niet komen vast te staan dat verweerder klager 'leugenaar' heeft genoemd, noch dat hij klager met zoveel woorden heeft beschuldigd van manipulatie van jaarstukken. Klacht ongegrond.
Uitspraak
09-10
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:
Klager
wonend te [plaats]
tegen:
verweerder,
advocaat te [plaats],
1. Bij brief d.d. 17 maart 2009, door de raad ontvangen op 20 maart 2009, is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 9 maart 2009, waarbij klagers klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.
2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 februari 2010, waar zowel klager, bijgestaan door [klagers gemachtigde], als verweerder is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet, E.J. Verster en R.R.J.A. Olie-Hallmans, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
3. Het verzet is eerder behandeld door de raad in een andere samenstelling en wel op [….] 2009. De behandeling is toen door de raad aangehouden om na te gaan waarom klagers brief van [….] 2009 met bijlagen destijds niet aan de voorzitter kenbaar is gemaakt voordat zij haar beslissing nam, om te onderzoeken of de brief van klager van [….] 2009 waarin hij in verband met zijn verhindering op [….] 2009 verzocht om een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling vast te stellen door de raad is ontvangen, en om een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen waarbij beide partijen aanwezig zouden kunnen zijn.
De brief van [….] 2009 bleek zich wel in het dossier te bevinden, de brief van [….] 2009 niet.
Niet is duidelijk geworden wanneer precies de brief van [….] 2009 door de raad is ontvangen en evenmin waarom de brief van [….] 2009 zich niet in het dossier bevond.
Wel is gebleken dat de brief van [klagers gemachtigde] d.d. [….] 2009 waarin zij opgave deed van verhinderdata voor de nieuwe mondelinge behandeling niet door de raad is ontvangen. [klagers gemachtigde] heeft die opgave op [….] 2009 alsnog gefaxt. Toen is die brief wel ontvangen.
Bij de brief van [….] 2009 bevonden zich twee bijlagen waar de voorzitter bij haar beslissing geen acht op heeft kunnen slaan, te weten de brief van klager aan de deken van [….] 2009 waarin klager hem schrijft dat hem is opgevallen dat de rol van de deken geen bemiddelende doch afhoudende was, en de e-mail van diezelfde datum van de advocaat van klager mr. [K] met betrekking tot de uitlatingen van verweerder ter zitting, waarin [mr. K] Werff bevestigde dat verweerder tijdens de zitting van [….] 2008 klager een leugenaar heeft genoemd en heeft beschuldigd van het manipuleren van zijn jaarcijfers.
Nu deze brief met bijlagen mogelijk door de voorzitter niet bij haar beslissing is betrokken zal de raad het verzet gegrond verklaren en de klacht opnieuw beoordelen.
4. Voorafgaand aan de zitting van de raad heeft verweerder bij brief d.d. [….] 2010 de volgende producties overgelegd:
- beschikking voorlopige voorzieningen rechtbank Zutphen d.d. [….] 2008;
- echtscheidingsbeschikking d.d. [….] 2009 ;
- beschikking wijziging voorlopige voorzieningen d.d. [….] 2009;
- beschikking gerechtshof Arnhem d.d. [….] 2009;
- het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van [….] 2008.
5. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 2 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.
6. Klager heeft in zijn verzetschrift naar voren gebracht dat de voorzitter de juistheid van het verweer van verweerder in het geheel niet heeft getoetst en haar beslissing alleen heeft gebaseerd op de inhoud van verweerders pleitaantekeningen d.d. [….] 2008.
7. De raad is ter zitting met klager en verweerder nagegaan wat zich daadwerkelijk zou hebben afgespeeld ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op [….] 2008.
Klager blijft er bij dat verweerder hem toen leugenaar en bedrieger heeft genoemd en hem heeft beschuldigd van het manipuleren van jaarstukken.
In de pleitaantekeningen heeft verweerder het over ‘leugenachtigheid’ en zegt hij in zijn algemeenheid dat het grote probleem bij het maken van draagkrachtberekeningen is dat er vele mogelijkheden zijn om te manipuleren met jaarstukken.
Verweerder heeft desgevraagd tegenover de raad verklaard dat hij voor zover hij zich dat kan herinneren klager niet met zoveel woorden “een leugenaar” heeft genoemd. Dat woord kwam wel voor in een citaat van zijn cliënte. Wellicht dat dit is blijven hangen, aldus verweerder.
Klagers advocaat heeft in zijn e-mail aan klager van [….] 2009 aan klager bevestigd dat verweerder hem op genoemde zitting leugenaar heeft genoemd en hem heeft beschuldigd van het manipuleren van jaarcijfers. In het proces-verbaal van de zitting van [….] 2008 leest de raad echter dat klagers advocaat bezwaar heeft gemaakt tegen de voortdurende aantijgingen van de vrouw met de woorden: “Nu weer gaat het over het te laat aanleveren van stukken. Dan weer over de leugenachtigheid van de man, et cetera.”
Uit de door verweerder overgelegde stukken is voorts het volgende gebleken.
Tussen klager en zijn ex-echtgenote is sprake geweest van een felle (rechts)strijd die zich onder meer kenmerkte door, enerzijds, een stroom van grievende e-mails aan klager die afkomstig waren van een vriend van de vrouw waarvoor zij informatie van intieme aard over klager beschikbaar had gesteld en, anderzijds, onvolledige informatieverstrekking omtrent zijn financiële positie door klager.
In de beschikking op het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank omtrent dat laatste overwogen dat de man door zijn betwisting dat er sprake was van buitenlandse vennootschappen een onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven. En het gerechtshof heeft in zijn beschikking overwogen dat niet volledig inzicht is verschaft in de jaarstukken 2008, dat de wel beschikbare cijfers afwijkingen laten zien van de cijfers in eerdere jaren die ook in hoger beroep onverklaard zijn gebleven, en dat vaststaat dat de volledige jaarrekening over 2008 wel had overgelegd kunnen worden maar dat de man daar niet toe over is gegaan.
Zowel rechtbank als hof hebben consequenties verbonden aan deze door klager gekozen opstelling.
Het hof heeft eveneens gevolgen verbonden aan de stroom van belastende mails van de vriend van de vrouw, de vrouw daarvoor verantwoordelijk gehouden, en overwogen dat “bij deze stand van zaken, daarbij de (korte) duur van het huwelijk in aanmerking genomen, van de man niet kan worden gevergd dat hij […] zijn […] draagkracht volledig zal aanwenden om in de […] behoefte van de vrouw te voorzien.”
8. De raad beoordeelt de klacht tegen de achtergrond van de hiervoor beschreven hoog opgelopen rechtsstrijd.
Uitgangspunt mag zijn dat klager van meet af aan en tot het laatst toe geen volledige openheid heeft verstrekt omtrent zijn financiële situatie. De aanpak die verweerder daarop heeft gekozen om de onderste steen boven te krijgen is wel stevig maar in deze context niet klachtwaardig.
De raad laat bij dit oordeel in het midden of verweerder daadwerkelijk het woord ‘leugenaar’ heeft gebruikt. De raad sluit niet uit dat verweerder dat woord een keer heeft laten vallen, maar vast staat dat niet. Wanneer hij het gebruikt heeft kan dat verklaard worden in het licht van de systematische verzwijging door klager van zijn buitenlandse ondernemingen. Het uiten van een dergelijke beschuldiging gaat wel ver maar zou in casu niet over de grens van het nog toelaatbare gegaan zijn. Als het is gebeurd is dat geweest tijdens het uitvoerige pleidooi waarin verweerder vele vraagtekens heeft opgesomd bij de verstrekte gegevens en ook op enkele plaatsen heeft gewezen op het welbewust geven van onjuiste informatie. Hij heeft klager ‘leugenachtig’ genoemd. Daar heeft klager niet over geklaagd. Kennelijk is dat voor hem nog net aanvaardbaar geweest. Het woord ‘leugenaar’ gaat net een stap verder en is op zichzelf zeker ongewenst omdat het niet aan een advocaat is om zo’n oordeel te vellen maar eventueel mits opportuun aan de rechter. De raad kan zich echter voorstellen dat verweerder zo’n woord in de context van een hevige strijd zoals die tussen klager en verweerders cliënte tijdens een pleidooi en gelet op hetgeen voorafging een keer zou hebben kunnen vallen. Daar had dan zo nodig direct correctie van kunnen worden gevraagd en aangeboden wanneer daar aanleiding toe was geweest. Niet is gebleken dat om een zodanige correctie is gevraagd. Evenmin is gebleken dat verweerder zich met een zodanige beschuldiging rechtstreeks tot klager heeft gewend. In dat laatste geval zou hij wat de raad betreft zeker wel over de grens van het betamelijke zijn gegaan.
Evenmin is komen vast te staan dat verweerder met zoveel woorden klager heeft beschuldigd van manipulatie van jaarstukken. Het is evident dat verweerder in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte klagers jaarstukken op mogelijke manipulatie heeft moeten screenen en de rechter heeft gevraagd daarin kritisch met hem mee te kijken. Het is nu eenmaal een feit van algemene bekendheid dat financiële cijfers zelden eenduidig zijn, zeker wanneer het een conglomeraat aan vennootschappen betreft zoals in het geval van klager. Als ondernemer kon klager er dan ook op bedacht zijn dat zijn cijfers op manipulatie onderzocht zouden worden en door die bril zouden worden bekeken; hij hoefde zich dat niet persoonlijk aan te trekken.
De raad is dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Het verzet is gegrond. De klacht is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2010.
griffier voorzitter