Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0941

Zaaknummer

H 261-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Bewuste misleiding van gerechtshof. Handelen in strijd met gedragsregels 1 en 30.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Gegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel: Berisping.

Uitspraak

 

H 261-2009

 

H 261 - 2009

 

de raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

BESLISSING

 

 “klaagster”,

vertegenwoordigd door de heer X

 

tegen

 

 “verweerder”

____________________________________________________________________

 

1.      Verloop van de procedure

 

1.1.            Bij brief van 21 december 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klager op 9 juli 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst stukken.

1.2.            Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 17 mei 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.2              De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010. Aldaar zijn verschenen mr. X voornoemd namens klaagster en verweerder alsmede diens gemachtigde en kantoorgenoot mr. Y.

 

2.      Feiten

 

2.1.            Het volgende is komen vast te staan. Verweerder is betrokken geweest bij de totstandkoming van de aan klaagster gerichte brief van de cliënt van verweerder d.d. 18 augustus 2008, inhoudende een vastlegging van gemaakte afspraken. Op verzoek van zijn cliënt heeft verweerder deze brief op 29 augustus 2008 aangepast in de vorm van een voorstel. Vervolgens heeft de cliënt van verweerder dit voorstel toegezonden aan klaagster. Daarna heeft klaagster een overeenkomst opgesteld die afweek van het voorstel van de cliënt van verweerder. In de overeenkomst was onder meer een artikel 11 opgenomen. Over dit artikel is naderhand discussie ontstaan. Vervolgens heeft klaagster een door haar getekend exemplaar van de door haar opgestelde overeenkomst aan haar wederpartij, cliënt van verweerder, toegezonden. Dit exemplaar, getekend door klaagster, heeft de cliënt van verweerder op 10 september 2008 aan verweerder toegezonden. Op 11 september 2008 heeft verweerder met zijn cliënt telefonisch overleg gehad over het door klaagster getekende exemplaar van de overeenkomst. Op 12 september 2008 heeft de cliënt van verweerder de overeenkomst eveneens getekend.

3.      De klacht

 

3.1.            De klacht houdt in: verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregels 1 en 30 door in een tussen klaagster en de cliënt van verweerder aanhangige appelprocedure te stellen dat zijn cliënt geen juridische bijstand heeft gehad bij het voorbereiden en tot stand komen van de tussen partijen omstreden overeenkomst terwijl nadien door verweerder is toegegeven dat hij de eerste versie van die overeenkomst had opgesteld

 

3.2.            Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd: in de procedure tussen klaagster en verweerder speelt een rol hoe de tussen hen geldende overeenkomst, een koopovereenkomst van aandelen met een financieringsvoorbehoud, moet worden uitgelegd. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is het daarbij van belang welke mate van deskundigheid partijen bezaten en of zij juridische bijstand hadden op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst.

Naarmate een partij meer deskundig is en of meer gebruik heeft gemaakt van juridische bijstand ligt een strikt grammaticale interpretatie meer voor de hand. In appel heeft verweerder het beeld geschetst dat zijn cliënt absoluut niet deskundig zou zijn op het gebied van aandelentransacties en geen juridische bijstand zou hebben gehad bij de totstandkoming van de overeenkomst. Dit standpunt is door verweerder ten pleidooie nogmaals herhaald. Kort voor het pleidooi is echter gebleken dat de cliënt van verweerder wel degelijk juridische bijstand had bij de voorbereiding van de overeenkomst. Sterker nog, de eerste versie van de overeenkomst is opgesteld door verweerder zelf. Dit kon eenvoudig worden gereconstrueerd aan de hand van de eigenschappen van de digitale versie van het document. Pas nadat klaagster dit formeel had laten aantekenen in het proces-verbaal van de pleidooizitting, heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd in die zin dat verweerder aangaf dat hij “het document wel had gezien”. Na het pleidooi gaf verweerder aan dat hij weliswaar de eerste versie van de overeenkomst had opgesteld maar dat zijn cliënt hem later niet had betrokken bij het invoegen van het artikel 11 (het financieringsvoorbehoud). In de visie van verweerder was dit artikel de kern van het geschil zodat hij terecht zou hebben gesteld dat zijn cliënten geen juridische bijstand hadden genoten bij de totstandkoming van de overeenkomst.

Voor klaagster is het duidelijk dat verweerder heeft gesteld dat zijn cliënt geen juridische bijstand had bij de voorbereiding of totstandkoming van de gehele overeenkomst. Die stelling kon naar de mening van klaagster niet door beugel gelet op het feit dat verweerder zelf, zoals hij erkent, de eerste versie van de overeenkomst heeft opgesteld.  Verweerder had onder die omstandigheden nimmer de stelling mogen innemen dat zijn cliënt geen juridische bijstand had bij de totstandkoming van de overeenkomst. Los hiervan heeft klaagster sterke vermoedens dat verweerder ook bij de tussentijdse wijzigingen van de overeenkomst betrokken is geweest.

De reden waarom klaagster deze kwestie hoog opneemt is gelegen in het feit dat het verschil tussen de realiteit en het aan het hof geschetste scenario in juridisch opzicht grote relevantie heeft.

Klaagster is van mening dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregels 1 en 30.

4.      Het verweer

4.1.      Verweerder stelt dat hij niet in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk of anderszins laakbaar althans zeker niet met opzet gehandeld. Uit de vaste jurisprudentie ten aanzien van de uitleg van contracten volgt dat, indien sprake is van een omvangrijk en gedetailleerd contract, dat door juristen is uitonderhandeld en geredigeerd, een taalkundige interpretatie van bedingen in dat contract vaak meer voor de hand ligt. Vanuit dat perspectief heeft verweerder stelling genomen. Achteraf kan worden gezegd dat de stellingen zoals die in de onderhavige procedure naar voren zijn gebracht, te scherp zijn geformuleerd. Echter, nogmaals, verweerder is van mening dat hij hiermee geen gedragsregels heeft geschonden omdat van enige opzet geen sprake is.

Verweerder heeft nooit ontkend dat hij bij de totstandkoming van de conceptbrief van 18 augustus 2008 betrokken is geweest. Hij heeft deze conceptbrief op verzoek van zijn cliënt op 29 augustus 2008 aangepast, maar slechts op enkele ondergeschikte onderdelen. In dat stadium was van een overeenkomst geen sprake. Zonder dat verweerder hierbij betrokken was is zijn cliënt zelf met klaagster verder aan de slag gegaan. Pas achteraf heeft verweerder kunnen constateren dat zijn voorstel werd omgebouwd tot een overeenkomst. Naar het oordeel van verweerder is zijn betrokkenheid bij de voorbereiding en totstandkoming van de overeenkomst uiterst beperkt geweest. Zijn betrokkenheid zag uitsluitend op de assistentie bij de redactie van een voorstel dat bij akkoordbevinding uitgewerkt zou moeten worden in een overeenkomst. Bij de onderhandelingen en uitwerking van de overeenkomst, in het bijzonder de redactie van het financieringsvoorbehoud in artikel 11, heeft hij geen betrokkenheid gehad.

Verweerder betreurt het dat de indruk is ontstaan dat hij geen openheid van zaken wilde geven en daarvoor heeft hij zijn excuses reeds bij de deken aangeboden.

De handelwijze van verweerder heeft de uitkomst van de procedure tussen zijn cliënt en klaagster op geen enkele wijze beïnvloed. Verweerder verwijst hierbij naar rechtsoverweging 3.15 van het arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 1 december 2010. De stellingnames van verweerder, waarover wordt geklaagd, zijn door het hof niet gehonoreerd en klaagster heeft daardoor geen nadeel ondervonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat als de raad tot het oordeel komt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels, bij de oplegging van een maatregel moet worden meegewogen dat ten aanzien van verweerder niet eerder klachten gegrond zijn verklaard en dat er geen kans op herhaling bestaat.

 

 

5.      Beoordeling van de klacht

De raad is op grond van de inhoud van het dossier en van hetgeen ter zitting aan de orde is geweest van oordeel dat verweerder serieus betrokken is geweest bij de voorbereiding en de totstandkoming van de overeenkomst van 12 september 2008. De vraag of verweerder tuchtrechtelijk onjuist heeft gehandeld ligt besloten in gedragsregel 30. Uit de inhoud van appeldagvaarding leidt de raad af dat verweerder het hof onjuist heeft geïnformeerd. Immers, verweerder heeft hierin tot uitdrukking gebracht dat zijn cliënt bij de voorbereiding en de totstandkoming van de overeenkomst op 12 september 2008 niet is bijgestaan door een jurist terwijl thans vaststaat dat hijzelf zijn cliënt heeft bijgestaan bij de voorbereiding en de totstandkoming van de overeenkomst van 12 september 2008. Ook de later in die appelprocedure door verweerder ingenomen stellingen hadden kennelijk ten doel om de werkelijke graad van betrokkenheid van verweerder bij de voorbereiding en totstandkoming van de betreffende overeenkomst te verdoezelen of te bagatelliseren.

De raad is van oordeel dat verweerder hierdoor het hof bewust heeft misleid en heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 30.  Verweerder heeft dusdoende ook in strijd met gedragsregel 1 het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

De raad acht de klacht dan ook gegrond.

Aangezien verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, volstaat de raad met oplegging van na te noemen maatregel.

 

 

6.      Beslissing

 

De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond en legt ter zake de maatregel op van berisping.

 

Aldus gegeven door mr R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs J.J.M. Goumans, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen en P.A.M. van Hoef, leden, in tegenwoordigheid van

mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2010.

 

 

 

 

mr. P. Beens                                                                 mr. R.P.G. Houterman 

(plaatsvervangend griffier)                                             Voorzitter

 

verzonden op: 13 juli 2010.

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 5484607.