Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-09-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1073
Zaaknummer
R. 3376/10.6
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt verweerder dat deze ongevraagd werkzaamheden heeft uitgevoerd en bij haar in rekening heeft gebracht. Een tweede verwijt is dat verweerder een zaak behandeld heeft zonder daartoe opdracht te hebben gehad. Niet-ontvankelijkheidsverweer tardief ingesteld.
Inhoudsindicatie
Het verzet wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1Bij brief van 7 juli 2009 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is
verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 6 januari 2010 binnengekomen bij de Raad.
1.2 Bij beslissing van 2 februari 2010 heeft de voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op
2 februari 2010.
1.3 Bij brief van 15 februari 2010 heeft de gemachtigde van klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van
partijen hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 21 juni 2010, alwaar de gemachtigde van klaagster, de heer B. Bakana, alsmede verweerder
tezamen met zijn kantoorgenoot, tevens zijn gemachtigde, mr. H., zijn verschenen.
2.FEITEN
2.1Uit de stukken blijkt het volgende:
- Bij brief van 31 oktober 2008 heeft een kantoorgenoot van verweerder aan de gemachtigde van klaagster bevestigd dat verweerder klaagster zal adviseren met betrekking tot een gestelde vordering van klaagster op de heer G. De zaak is vervolgens op verzoek van klaagster niet doorgezet.
- Bij brief van 11 maart 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster bevestigd dat laatstgenoemde hem opdracht heeft gegeven namens klaagster mr. B. aansprakelijk te stellen voor de door klaagster geleden schade en een tuchtklacht tegen mr. B. in te dienen. Voorts heeft verweerder de gemaakte financiële afspraken aan klaagster bevestigd en een voorschotnota van € 500,00 aan klaagster gestuurd.
- Bij brief van 2 april 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster bevestigd dat hij een uittreksel bij de Kamer van Koophandel zal opvragen van het advocatenkantoor van mr. B.
- Bij brief van 8 april 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster bevestigd dat mr. B. op de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder een bedrag van € 7.500,00 heeft overgemaakt. Verweerder heeft voorts bevestigd de afspraak dat een bedrag van € 500,00 van voornoemd bedrag zal worden aangewend voor de aanvullende voorschotnota van verweerder. Voorts heeft verweerder bevestigd in de zaak tegen mr. B. vooralsnog geen werkzaamheden te zullen verrichten omdat hij daartoe geen opdracht had.
- Op 29 mei 2009 heeft verweerder op zijn kantoor een bespreking plaatsgevonden met de gemachtigde van klaagster.
- Verweerder heeft aan de gemachtigde van klaagster bij brief van 4 juni 2009 het verzoek van de gemachtigde van klaagster zo spoedig mogelijk een procedure tegen de heer G. te entameren, bevestigd. Voorts heeft verweerder de gemachtigde van klaagster laten weten een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie met betrekking tot de heer G. op te zullen vragen.
- Bij brief van 16 juni 2009 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster bevestigd dat laatstgenoemde hem op 29 mei 2009 opdracht heeft gegeven het dossier tegen de heer G. te heropenen. Verweerder heeft de gemachtigde van klaagster bij voornoemde brief de concept dagvaarding in kort geding gestuurd alsmede een concept brief aan de heer G. In dezelfde brief heeft verweerder een telefonisch onderhoud tussen de gemachtigde van klaagster met verweerder bevestigd van 15 juni 2009, dat er – zakelijk weergegeven – op neerkomt dat verweerder de behandeling van de zaak tegen mr. G. moest neerleggen. Verweerder heeft zijn einddeclaraties aan klaagster bij deze brief ingesloten.
3. DE KLACHT EN HET VERZET
3.1Klaagster verwijt verweerder dat hij ongevraagd werkzaamheden voor haar heeft uitgevoerd en aan haar in rekening heeft gebracht. De gemachtigde van
klaagster heeft verweerder verzocht een zaak te entameren tegen de heer G. De informatie die verweerder daarvoor nodig had, zou de gemachtigde van klaagster
aanleveren. Verweerder heeft echter een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de heer G. opgevraagd en de kosten hiervan in rekening gebracht
aan klaagster. Toen de gemachtigde van klaagster verweerder liet weten de kwestie niet door hem te willen laten behandelen, heeft verweerder ongevraagd aan de
gemachtigde van klaagster een concept dagvaarding in de zaak tegen de heer G. gestuurd.
Klaagster verwijt verweerder voorts dat hij heeft getracht een zaak tegen mr. B. te behandelen, zonder dat klaagster daartoe opdracht had verstrekt.
4. VERWEER
4.1 Tijdens de behandeling ter zitting stelt verweerder ter discussie of de gemachtigde van klaagster wel bevoegd is om namens klaagster op te treden in de
klachtprocedure, althans of de gemachtigde van klaagster geestelijk wel in staat is om klaagster te vertegenwoordigen.
Verweerder verzoekt klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzet.
4.2 Verweerder heeft klaagster in beide zaken, de dossiers tegen de heer G. en mr. B., naar behoren op de hoogte gesteld en gehouden van de gang van zaken.
Verweerder heeft conform de opdracht van klaagster gehandeld. Verweerder was gehouden om in de zaak van de heer G. een uittreksel uit de gemeentelijke
basisadministratie op te vragen alvorens tot dagvaarding te kunnen overgaan. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld.
4.3 Verweerder heeft klaagster voor de door hem verrichte werkzaamheden een factuur gestuurd. Verweerder is daartoe bevoegd ook als de belangenbehartiging
tussentijds beëindigd wordt.
4.4 Verweerder had in de zaak van mr. B. geen opdracht van klaagster om werkzaamheden te verrichten na 8 april 2009. Verweerder kan dan ook niet verweten
worden dat hij nadien geen werkzaamheden heeft verricht.
5. BEOORDELING VAN HET VERZET
Ontvankelijkheid klaagster
5.1 De Raad oordeelt dat het bevoegdheidsverweer en het daarmee gepaard gaande verzoek om klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzet in een te
laat stadium in de procedure is ingebracht, namelijk pas ter zitting. Het verweer is derhalve tardief.
5.2 De Raad acht klaagster ontvankelijk in haar verzet.
Inhoudelijke beoordeling
5.3 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden, die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden voorzittersbeslissing niet
bekend waren.
5.4 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.
Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
6. BESLISSING
6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.C. van den Dries, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2010.
griffier voorzitter