Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0506

Zaaknummer

R. 3251/09.83

Inhoudsindicatie

Geen concreet eigen belang bij klacht tegen deken die jaarrekeningen praktijkvennootschap niet (tijdig) heeft gepubliceerd.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 31 december 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 25 mei 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 december 2009 . Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen.

 

FEITEN

2.1             Klager klaagt op eigen naam als advocaat, kantoorhoudende te Leiden en dus als lid van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Gravenhage.

2.2             Verweerster is advocaat, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage en van oktober 2007 tot oktober 2009 Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Voorts is zij plaatsvervangend lid van het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten.

2.3             Ten tijde van de indiening van de klacht door klager op 31 december 2008 had verweerster alle drie voormelde hoedanigheden.

2.4             Verweerster beoefent de praktijk als advocaat door middel van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Y. Praktijk B.V., opgericht op 30 december 1996 te ’s-Gravenhage en aldaar ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

2.5             Verweerster is bestuurder en enig aandeelhoudster van deze praktijkvennootschap.

2.6             Verweerster heeft verzuimd de jaarrekeningen van haar praktijkvennootschap over 2004 en 2005 tijdig te deponeren bij de Kamer van Koophandel.

2.7             Verweerster heeft de betreffende jaarrekeningen op 14 januari 2009 gedeponeerd.

2.8             Bij faxbrieven van 31 december 2008 heeft klager bij de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, het Arrondissementsparket Den Haag, het Gerechtshof ’s-Gravenhage, de Hoge Raad der Nederlanden en de Rechtbank Den Haag gemeld dat verweerster een economisch delict heeft begaan, hij aangifte hiervan heeft gedaan en een klacht heeft ingediend bij de Raad van Discipline.

 

KLACHT

3.         Klager verwijt verweerster dat zij een strafbaar feit heeft gepleegd door te verzuimen de jaarrekeningen van haar praktijkvennootschap over de jaren 2004 en 2005 tijdig openbaar te maken door deponering bij de Kamer van Koophandel.

 

VERWEER

4.         Verweerster heeft gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Enerzijds omdat deze klacht betrekking heeft op gedragingen voordat zij Deken was en anderzijds omdat hij geen belang heeft bij de klacht voorzover zij als advocaat heeft gehandeld, nu hij niet in enig eigen belang is getroffen door de beweerde handelwijze.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.      De Raad stelt voorop dat het niet aan individuele advocaten is om te waken over het algemeen belang en het belang van de Orde. Het antwoord op de vraag of verweerster een strafbaar feit heeft gepleegd is niet aan de tuchtrechter. Het antwoord op deze vraag behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de strafrechter.

 

Het vorenstaande neemt niet weg dat het nalaten dat klager aan verweerster verwijt tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn. Voordat deze vraag aan de orde komt dient allereerst onderzocht te worden of klager (een concreet eigen) belang heeft bij de klacht tegen verweerster. Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting heeft klager gesteld dat hij een eigen belang heeft bij het klagen over strafbare feiten gepleegd door een collega advocaat tevens voormalig deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het door klager gestelde eigen belang is vierledig en bestaat uit: een moreel belang, een wettelijk belang, een commercieel belang en een privé belang.

 

Het door klager aangevoerde morele belang, te weten “het doen van aangifte of klacht van een begaan strafbaar feit burgerplicht is voor een ieder die daarvan kennis draagt “ acht de Raad een belang van algemene aard, waarover een individuele advocaat niet bij de tuchtrechter kan klagen.

Het door klager gestelde wettelijk belang, te weten hetgeen “is vastgelegd in artikel 161 Wetboek van Strafvordering”is de Raad niet duidelijk, nu de Raad is gebleken dat klager inmiddels aangifte tegen verweerster heeft gedaan. Voor zover klager bedoelt te stellen dat het enkel overtreden van een wettelijk voorschrift door de deken automatisch leidt tot toegang tot de tuchtrechter, kan de Raad klager hierin niet volgen.

Ten aanzien van het door klager gestelde commercieel belang, hetgeen klager heeft toegelicht als volgt: “het bestrijden van aantasting van de reputatie van de advocatuur in het algemeen en van mijn verdiencapaciteit in het bijzonder. Een Deken is een publiekrechtelijk functionaris en fungeert in de media en daarbuiten als “visitekaartje” van de betreffende Orde. Het plegen van strafbare feiten door het “visitekaartje” van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden is schadelijk voor het aanzien van de advocatuur in het algemeen en de financiële belangen van de advocaten in het bijzonder. Aantasting van het vertrouwen van het publiek in de integriteit van advocaten in het algemeen en van Dekens in het bijzonder is schadelijk voor de reputatie en de verdiencapaciteit van alle advocaten”, is de Raad van oordeel dat sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de gestelde maatschappelijke positie van de Deken en de reputatie respectievelijk verdiencapaciteit van de individuele advocaat bij niet-functioneren c.q. mogelijk strafbaar handelen van de Deken. De Raad acht daarmee klager niet in zijn commercieel belang geschaad.

Ten slotte het gestelde privé belang van klager, inhoudende kennisneming door klager van de gedeponeerde jaarrekeningen van verweerster teneinde inzicht te krijgen in de verhaalsmogelijkheden in verband met een mogelijke schadeclaim tegen verweerster. De Raad is eerstens van oordeel dat er ook andere methodes zijn om inzicht te krijgen in de verhaalsmogelijkheden in verband met een mogelijke schadeclaim van klager op verweerster en is voorts van oordeel dat voor wat betreft de niet-tijdig gedeponeerde jaarrekeningen sprake is van zodanig gedateerde cijfers, dat ook dit gestelde belang niet kan leiden tot een concreet eigen belang van klager bij deze klacht. De Raad acht de klacht dan ook niet-ontvankelijk.

           

BESLISSING

6.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.