Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0436
Zaaknummer
09-230A
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Doorstorten van het onder advocaat gehouden depotbedrag: handelen in strijd met verplichting te streven naar verhouding die berust op welwillendheid en
vertrouwen. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 23 maart 2010
in de zaak 09-230 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
de heer
k l a g e r sub 1
en
mevrouw mr.
k l a a g s t e r sub 2
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r .
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 11 augustus 2009, door de raad ontvangen op 13 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 18 januari 2010. Aanwezig waren klager sub 1 en klaagster sub 2 en verweerder. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder een op zijn derdengeldrekening van zijn kantoor door klager sub 1 tot zekerheid in depot gestort bedrag van € 1.500,00 heeft uitbetaald aan zijn cliënte zonder dat daarvoor enige grond aanwezig was en zonder dat hij daarover met klagers had overlegd. Verweerder heeft zo het vertrouwen dat klagers in een advocaat mogen en moeten hebben geschaad.
3. Feiten
3.1 Verweerder trad vanaf juni 2008 op voor de wederpartij van klager sub 1 in een geschil tussen partijen over de omgangsregeling betreffende hun minderjarig kind. Klaagster sub 2 stond klager sub 1 bij als advocaat.
3.2 Over het geschil werd in juni 2008 tussen partijen gecorrespondeerd. Door klaagster sub 2 werd een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling ingediend.
3.3 In juli 2008 werden tussen verweerder en klaagster sub 2 voor de wederzijdse cliënten schriftelijke afspraken gemaakt over een omgangsregeling voor het kind in de vakantieperiode.
3.4 Op 2 juli 2008 schreef verweerder aan klaagster sub 2:
“Indien uw cliënt zulks wenst kan hij op de volgende voorwaarden in week 28 met [A] op vakantie gaan. Cliënte zal voor dat geval wel de verzekering moeten hebben dat [A] maandag 13 juli 2008 om 9.00 uur bij haar is teruggebracht. Cliënt denkt aan een door uw cliënt op mijn derdenrekening te storten bedrag van € 1.500 dat door hem zal worden verbeurd indien [A] niet op tijd wordt teruggebracht. Ook staat zij open voor een andere creatieve oplossing die bij haar het vertrouwen wekt dat [A] tijdig wordt teruggebracht. Later in de vakantieperiode, ter keuze week 31 of 32 kan uw cliënt –nog- een vakantie met [A] doorbrengen.”
3.5 Op 21 juli 2008 schreef verweerder:
“Week 32:zaterdagochtend 2 augustus 2008 brengt cliënte [A] om 10.00 uur bij uw cliënt mits uw cliënt haar de garantie geeft dat [A] op vrijdag 8 augustus 2008, om 18:00 uur bij uw cliënt kan worden opgehaald. Zulks in verband met een verlate huwelijksfestiviteit van cliënte en haar echtgenoot
Ik ben benieuwd op welke wijze u invulling denkt te geven aan de garantie die cliënte verlangt. Ik moge u daartoe ook verwijzen naar het daaromtrent gestelde in mijn bief van 2 juli 2008”
3.6 Op 22 juli 2008 schreef klaagster sub 2 aan verweerder:
“Op zaterdag 2 augustus komt Uw cliënte [A] om 10.00 uur brengen (met zijn paspoort)waarna cliënt ervoor zal zorgen dat [A] op vrijdag 8 augustus om 18.00 uur opgehaald kan worden.
Hoewel ik geen enkele grond zie cliënt te adviseren de door u gevraagde zekerheid te stellen heb ik hem desalniettemin aangeraden dat toch – in de door u gevraagde vorm te doen- louter en alleen omdat dat, zoals ik tot mijn spijt moet constateren – dat kennelijk de enige mogelijkheid is voor cliënt om op korte termijn zijn zoon te zien.“
3.7. Op 7 augustus 2008 schreef klaagster sub 2 aan verweerder:
“4. Uw cliënte heeft per sms aangegeven het komend weekend met [A] w g te willen; voor zover dat een bezoek aan het buitenland zou zijn heeft cliënt daartegen bezwaar.
5. Vooralsnog zal cliënt het paspoort van [A] onder zich houden.‘
3.8. Op 8 augustus 2008 heeft de vrouw het kind bij klager sub 1 opgehaald en is er een handgemeen ontstaan in verband met de afgifte van het paspoort. Klager sub 1 heeft het paspoort onder zich gehouden.
3.9. Op 11 augustus 2008 schreef verweerder aan klaagster sub 2:
“Gelet op het feit dat uw cliënt vrijdag niet bereid bleek het paspoort van [A] aan cliënte af te geven en het toen tot een woordenwisseling en zelfs tot geweld is gekomen heb ik vandaag gehoor gegeven aan het verzoek van cliënte het door uw cliënt onder mij gestorte bedrag aan haar over te maken. Het is immers duidelijk dat uw cliënt in deze zich niet aan de afspraken heeft gehouden en het betreffende bedrag om die reden verbeurt.”
3.10. Bij brief van 14 augustus 2008 dienden klager sub 1 en klaagster sub 2 een klacht in bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren advocaten te streven naar een onderlinge verhouding, die berust op welwillendheid en vertrouwen.
4.2. Gelet op de in 4.1. gestelde norm en de tussen partijen gemaakte afspraken met betrekking tot het in bewaring gegeven depotbedrag stond het verweerder naar oordeel van de raad in de gegeven omstandigheden niet vrij om dat bedrag eenzijdig en zonder overleg met klaagster sub 2 te hebben gepleegd aan de vrouw door te storten. Gezien de gemaakte afspraken inzake dat zekerheidsdepot was het niet op voorhand evident dat het niet overhandigen van het paspoort een schending opleverde van de aan de vrouw gegeven waarborg. Dit betekent dat de klacht gegrond is.
5. Maatregel
De raad acht maatregel van een waarschuwing passend. Daarbij merkt de raad op dat juist in geschillen betreffende omgangsregelingen, gezien de soms moeilijke verhoudingen, van een advocaat mag worden verwacht dat behoedzaam en de-escalerend wordt opgetreden. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de raad niet voldoende gedaan.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010 door
mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. J.H.P. Smeets, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.J. Westhoff en mr. P.H. Burger als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607