Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-12-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1376
Zaaknummer
10-83
Inhoudsindicatie
Een advocaat klaagt dat verweerder zich bij het overnemen van een strafzaak niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat trekt de klacht in, nadat de deken de klacht reeds aan de raad heeft toegestuurd. De deken neemt de klacht over. De deken wordt ontvankelijk geacht. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld doordat hij per fax om 16.20 uur aan de oorspronkelijk advocaat heeft bericht dat hij de cliënt nog diezelfde dag zal bezoeken en hij niet heeft overlegd met de advocaat. Aan verweerder wordt een berisping opgelegd.
Uitspraak
10-83
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
klager
deken bij de orde van advocaten in het arrondissement [plaats]
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1.
Bij brief van 16 juni 2010 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, de klacht van mr. [X] ter kennis van de raad gebracht.
Bij brief van [….] 2010 heeft mr. [X] de raad bericht dat hij zijn klacht intrekt.
Bij brief van 17 augustus 2010 heeft de deken aan de raad bericht dat hij de klacht als zelfstandig dekenbezwaar aan de raad wenst voor te leggen.
De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2010.
Zowel de deken als verweerder zijn verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling:
mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, C.J.M. de Vlieger en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.
2.
De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft zich bij het overnemen van de behandeling van een strafzaak van een andere advocaat niet gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens:
Op [….] 2010 is een verdachte op Schiphol aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Mr. [X] heeft hem als piketadvocaat bezocht. Hij heeft getracht de echtgenote van de verdachte te bellen, hetgeen niet lukte omdat zij in het buitenland verbleef.
Op [….] 2010 is de verdachte voorgeleid aan de rechter-commissaris, die de bewaring heeft bevolen. Mr. [X] heeft hem tijdens het verhoor door de rechter-commissaris terzijde gestaan.
Op [….] 2010 heeft de echtgenote van de verdachte verweerder gebeld omdat haar echtgenoot onlangs van Suriname naar Nederland was gereisd, maar niet thuis was aangekomen. Zij heeft verweerder gevraagd één en ander na te gaan en haar echtgenoot zonodig bij te staan.
Van de Hoofd Doorlaatpost heeft verweerder vernomen dat de verdachte in verzekering was gesteld. Vervolgens heeft verweerder van de piketcentrale vernomen dat mr. [X] als piketadvocaat was opgetreden, hetgeen verweerder aan de echtgenote van de verdachte heeft meegedeeld. Tevens heeft hij haar verzocht mr. [X] mee te delen dat zij wenste dat haar echtgenoot door verweerder zou worden bijgestaan hetgeen zij op [….] 2010 heeft gedaan.
Nadat de echtgenote van de verdachte mr. [X] had gebeld heeft zij telefonisch aan verweerder doorgegeven dat mr. [X] schriftelijk wenste te vernemen of het de wens van de verdachte zelf was dat verweerder hem zou gaan bijstaan.
Mr. [X] heeft nadat hij door de echtgenote van de verdachte was gebeld de verdachte geraadpleegd, die hem verzekerde dat hij door hem wenste te worden bijgestaan en niet door verweerder, zoals zijn echtgenote wenste.
Bij brief van [….] 2010, per fax verzonden om 16.20 uur, heeft verweerder het volgende aan mr. [X] bericht:
“Hierbij bericht ik u door mevrouw .. , de echtgenote van de heer .., geboren op .., thans verblijvende in het cellencopmplex Schiphol-Oost, te zijn benaderd met het verzoek laatstgenoemde verder in uw plaats bij te staan. Mevrouw .. heeft u dit gisteren reeds telefonisch meegedeeld.
Ten einde te vernemen of dit ook de wens is van de heer .., ben ik voornemens hem heden nog te bezoeken. Na mijn bezoek zal ik u verder informeren.”
De brief is ondertekend door de secretaresse van verweerder.
Op [….] 2010 heeft mr. [X] kennisgenomen van deze brief. Hij was op [….] 2010 aan het einde van de middag niet op kantoor aanwezig in verband met een piketbezoek.
Op [….] 2010 heeft verweerder de verdachte bezocht en hem meegedeeld dat hij door zijn echtgenote is aangezocht om hem terzijde te staan.
Tijdens het bezoek heeft de verdachte een brief bestemd voor mr. [X] aan hem overhandigd.
Verweerder neemt niet alleen in deze zaak maar ook in andere zaken de behandeling op verzoek van familieleden van verdachten over op de hiervoor genoemde wijze.
4.
Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:
Dat mr. [X] zijn brief van [….] 2010, per fax verzonden, pas de volgende dag onder ogen heeft gekregen mag hem niet worden verweten.
Met zijn bereikbaarheid was niets mis. Mr. [X] had zijn kantoor kunnen bellen en zijn mobiele nummer kunnen vragen.
Hij heeft een handgeschreven brief van de verdachte van [….] 2010 overgelegd, die gericht is aan mr. [X]. In deze brief schrijft de verdachte dat hij graag wil dat verweerder zijn zaak behandelt en vraagt hij mr. [X] zijn dossier aan verweerder toe te sturen.
De verdachte had zijn keus reeds voor zijn bezoek aan hem gemaakt. Deze keus had mr. [X] dienen te respekteren.
Hij heeft op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de verdachte om ermee in te stemmen dat hij door hem zou worden bijgestaan.
Hij heeft correct gehandeld door de echtgenote van de verdachte mr. [X] op [….] 2010 te laten bellen waarna hij de volgende dag de verdachte is gaan bezoeken nadat hij zulks per per fax aan mr. [X] had meegedeeld.
De deken heeft aanvankelijk geen reden gezien om zelfstandig een klacht tegen hem in te dienen. Pas nadat mr. [X] zijn klacht had ingetrokken heeft de deken gemeend een ambtshalve klacht tegen hem te moeten indienen. Gezien de gang van zaken is de deken niet ontvankelijk.
5.
De raad beoordeelt de ontvankelijkheid van de klacht als volgt:
Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de raad dat de deken, nadat mr. [X] zijn klacht had ingetrokken, aan de raad heeft bericht dat hij de klacht wenst over te nemen en als zelfstandig dekenbezwaar onder de aandacht van de Raad van Discipline wenst te brengen. Met de deken is de Raad van oordeel dat de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend conform artikel 47a van de Advocatenwet moet worden voortgezet gezien het grote belang voor de advocatuur dat advocaten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen en gezien het feit dat verweerder niet alleen in deze zaak maar ook in andere zaken de behandeling van een eerdere advocaat heeft overgenomen en daarbij op onzorgvuldig wijze heeft gehandeld. Zoals in artikel 47a voornoemd is bepaald, wordt de klacht in dat geval behandeld “als ware deze afkomstig van de deken”. Bij deze stand van zaken kan bij gebrek aan belang in het midden blijven of sprake is van een zelfstandige dekenklacht.
In de beslissingen van 24 augustus 2009 en 11 januari 2010 heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam overwogen dat een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen daarbij op een zorgvuldige wijze dient te handelen. In het algemeen kan worden verlangd dat de advocaat die de behandeling overneemt daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak wenst over te nemen. Dat overleg houdt in dat advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten uitwisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen, de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het inderdaad zijn wens is van advocaat te wisselen, aldus de Raad van Discipline te Amsterdam.
Vervolgens heeft het Hof van Discipline in de beslissing van 29 maart 2010 overwogen dat de advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan aan wie reeds een andere advocaat is toegevoegd en die de verdachte wenst te bezoeken teneinde zich ervan te vergewissen of die inderdaad verder door hem wil worden bijgestaan, de toegevoegde advocaat tijdig in kennis dient te stellen van zijn voornemen om de verdachte te bezoeken. Indien de toegevoegde advocaat meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer genegeerd worden, maar behoort in overleg tussen de advocaten naar een oplossing te worden gezocht.
De Raad te Arnhem maakt deze rechtspraak van de Raad van Discipline te Amsterdam en het Hof van Discipline tot de zijne.
Ten onrechte meent verweerder dat hij in weerwil van voornoemde beslissingen kon volstaan met het door de echtgenote van de verdachte laten bellen van mr. [X] en het door zijn secretaresse laten faxen van een brief om 16.20 uur waarin hij aankondigt dat hij de verdachte nog diezelfde dag zal gaan bezoeken.
Het had op de weg van verweerder gelegen om, voorafgaand aan zijn fax d.d. [….] 2010 en het bezoeken van de verdachte, daadwerkelijk met mr. [X] te overleggen. Dit heeft hij niet gedaan.
Integendeel, hij heeft de verdachte direct na zijn fax d.d. [….] 2010 bezocht zonder een reactie van mr. [X] op zijn fax af te wachten.
Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die het noodzakelijk maakten dat verweerder de verdachte zo snel bezocht.
Verweerder heeft aldus niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De klacht is gegrond.
Ter zitting is het tuchtrechtelijk verleden van verweerder aan hem voorgehouden. In reactie daarop heeft verweerder aangevoerd dat de berisping die de Raad van Discipline bij beslissing van [….] 2005 aan hem heeft opgelegd door het Hof van Discipline ongedaan zou zijn gemaakt. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat dit niet het geval is.
Gezien het tuchtrechtelijke verleden van verweerder en het feit dat verweerder de onjuistheid van zijn handelwijze niet inziet is de raad van oordeel dat na te noemen maatregel aan verweerder dient te worden opgelegd.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 6 december 2010.
griffier voorzitter