Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1060

Zaaknummer

R. 3401/10.31

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager niet direct op de hoogte gesteld van negatieve beslissingen, de aan hem ter beschikking staande rechtsmiddelen en heeft zelf geen verzet ingesteld. Verweerder heeft klager toen hij vroeg naar de stand van zaken bovendien niet direct zelf geïnformeerd.

Inhoudsindicatie

De Raad oordeelt dat verweerder niet de zorgvuldigheid betracht heeft ten opzichte van zijn cliënt zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De vier klachtonderdelen die betrekking hebben op de kwaliteit van de dienstverlening worden gegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Een klacht over het niet afgegeven zijn van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand wordt afgewezen omdat verweerder geen kosten in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden die hij verricht heeft.

Inhoudsindicatie

Volgt de maatregel van berisping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1Bij brieven van 25 juni 2009 en 7 augustus 2009 heeft klager klachten ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is

verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.

Het dossier is op 22 februari 2010 bij de Raad binnengekomen.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van

partijen hebben gelegen.

1.3   De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 21 juni 2010 waarbij klager, zijn gemachtigde en verweerder zijn verschenen.

 

 

FEITEN

2.1  Verweerder heeft klager van medio 2001 tot 2008 bijgestaan in diverse procedures tegen beslissingen van het UWV.

2.2   In een hoger beroep-procedure bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 31 juli 2007 heeft verweerder verzuimd

het griffierecht te voldoen.

2.3  De Centrale Raad van Beroep heeft bij beslissing van 26 februari 2008 klager vanwege  het niet betaald zijn van het griffierecht niet ontvankelijk verklaard in zijn

hoger beroep. De beslissing is op 26 februari 2008 per aangetekende post aan verweerder verzonden.   

2.4  Verweerder heeft klager niet zelf geïnformeerd over de afloop van de procedure bij de Centrale Raad van Beroep en de mogelijkheid om binnen 6 weken na

verzending van de uitspraak verzet in te stellen, ook niet op het moment dat klager begin september 2008 telefonisch contact met hem zocht en informeerde naar

de stand van zaken.

2.5  Verweerder heeft geen verzet ingesteld namens klager tegen de beslissing van 26 februari 2008.

2.6  Klager heeft de beslissing van 26 februari 2008 zelf opgevraagd bij de Centrale Raad van Beroep en op 18 september 2008 ontvangen.

2.7  Bij brief van 8 oktober 2008 heeft verweerder klager meegedeeld dat de door hem gemaakte fout (het niet betalen van het griffierecht en de daarmee gepaard

gaande niet ontvankelijkheid) onder zijn verantwoordelijkheid valt en dat klager hem daarvoor aansprakelijk kan stellen.

2.8  Bij brief van 20 oktober 2008 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade door de niet ontvankelijk-verklaring en het niet

tijdig ingesteld hebben van een rechtsmiddel tegen deze beslissing.

2.9  Klager heeft na ontvangst van de beslissing alsnog zelf verzet ingesteld. Bij beslissing van 16 maart 2009 heeft de Centrale Raad van Beroep de beslissing van

26 februari 2008 bekrachtigd.

 

 

KLACHT

3.  Klager verwijt verweerder dat deze klagers belangen niet op behoorlijke wijze heeft behartigd doordat verweerder:

a.  verzuimd heeft in de hoger beroep-procedure bij de Centrale Raad van Beroep het verschuldigde griffierecht te voldoen, ten gevolge waarvan klager niet ontvankelijk verklaard is in diens hoger beroep.

b.  verzuimd heeft de beslissing van de Centrale Raad van Beroep van 26 februari 2008, waarbij klager niet ontvankelijk werd verklaard direct, althans tijdig aan klager toe te zenden;

c.  verzuimd heeft verzet in te stellen van de beslissing van 26 februari 2008 en niet alsnog zorg gedragen heeft voor betaling van het griffierecht;

d.  klager, naar aanleiding van diverse telefonische verzoeken van klager, NIET geïnformeerd heeft, althans onjuist geïnformeerd heeft omtrent de gang van zaken in de hoger beroep-procedure;

e.  in het kader van een toevoegingsaanvraag een onjuist adres van klager gebruikt heeft ten gevolge waarvan hem geen toevoeging is verleend;

f.   geen bezwaar heeft ingediend tegen een besluit van 28 maart 2000.

 

 

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

4.1Verweerder erkent dat hij door het griffierecht niet te voldoen een beroepsfout heeft gemaakt. De aansprakelijkheid daarvoor heeft hij erkend. De zaak ligt thans

ter beoordeling bij de verzekeraar.

4.2  Verweerder erkent voorts dat hij klager niet tijdig geïnformeerd heeft over de bewuste uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en voorts dat hij zonder

overleg met klager daarover geen verzet heeft ingesteld.

4.3  Door de handelwijze van verweerder heeft klager evenwel geen financieel nadeel geleden.

4.4  De toevoeging is indertijd niet verleend omdat niet het correcte adres van klager op de aanvraag vermeld was. Verweerder heeft hierover contact gehad met

klager en naar aanleiding van dat gesprek geoordeeld dat het niet zinvol was bezwaar aan te tekenen. Verweerder heeft vervolgens de zaken van klager

behandeld zonder daar enige betaling voor te verlangen.

4.5  Het verwijt van klager over de handelwijze rondom de beslissing van 28 maart 2000 raakt verweerder niet. Hij was op dat moment niet de raadsman van klager. Dat was hij pas vanaf oktober 2001.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1  Ad klachtonderdeel a t/m d

Vast staat dat verweerder verzuimd heeft griffierecht te voldoen, ten gevolge waarvan het hoger beroep van klager bij de Centrale Raad van Beroep niet

ontvankelijk verklaard is. Vast staat tevens dat verweerder klager niet direct op de hoogte heeft gesteld van deze negatieve beslissing en de aan klager ter

beschikking staande rechtsmiddelen, alsmede dat verweerder geen verzet heeft ingesteld. Uit het verhandelde ter zitting volgt verder dat verweerder klager

welbewust niet direct heeft geïnformeerd, en dat hij dat ook niet direct gedaan heeft toen klager bij hem navraag deed over het verloop van de zaak.

5.2  Verweerder heeft dientengevolge niet de zorgvuldigheid betracht ten opzichte van zijn cliënt die een behoorlijk advocaat betaamt. Door zijn handelwijze heeft

verweerder de belangen van klager geschaad. Immers, klager is feitelijk de mogelijkheid van een rechtsmiddel ontnomen.

5.3  De klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.

5.4  Ad klachtonderdeel e

De Raad oordeelt dat klager geen belang heeft bij dit klachtonderdeel. Verweerder heeft klager geen kosten in rekening gebracht voor de werkzaamheden, die hij

verricht heeft in de zaken waarin geen toevoeging is verstrekt door de Raad voor Rechtsbijstand.

5.5   Het klachtonderdeel is ongegrond.

5.6  Ad klachtonderdeel f

Vast staat dat op het moment dat het besluit van 28 maart 2000 genomen werd verweerder niet de belangen behartigde van klager. Dat er geen bezwaar is

ingediend, kan verweerder niet worden tegengeworpen.

Evenmin heeft de Raad op basis van de vaststaande feiten kunnen vaststellen dat verweerder  tuchtrechtelijk verweten kan worden dat hij nadien het bezwaar niet

verder doorgezet heeft.

5.7   Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

 

MAATREGEL

6.1  De Raad acht na te vernemen maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.   De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klachtonderdelen a t/m d gegrond;

-               verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-               legt verweerder voor de gegrond bevonden klachtonderdelen de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.C. van den Dries, mr. R. de Haan, mr. WJ. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, plv. grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 20 september 2010.

 

 

 

griffier                                                                                               voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15:00 uur.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.