Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-12-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1343
Zaaknummer
B 163-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Niet tijdig doorbetalen van griffierecht aan de rechtbank, terwijl cliënt griffierecht tijdig aan
Inhoudsindicatie
de advocaat had betaald, ten gevolge waarvan een verzoek tot voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk is betaald, valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen.
Inhoudsindicatie
Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te houden van feiten, afspraken en belangrijke informatie. Ter voorkoming van misverstanden dient een advocaat deze steeds schriftelijk te bevestigen.
Inhoudsindicatie
Een advocaat dient onmiddellijk te reageren op een verzoek van de opvolgende advocaat tot
Inhoudsindicatie
overdracht van het dossier.
Inhoudsindicatie
Geen lering getrokken uit eerder tuchtrechtelijke uitspraken over vergelijkbare klachten.
Inhoudsindicatie
klacht gegrond; schorsing twee maanden
Uitspraak
B 163 - 2010
Raad van Discipline,
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
Inzake de klacht
van
mevrouw X
verder : klaagster
tegen
mw. mr. Y
verder te noemen: verweerster
gemachtigde: mr. Z
___________________________________________________________________________
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 23 augustus 2010, door de raad ontvangen op 24 augustus 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klaagster op 9 januari 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 november 2010.
Ter zitting zijn verweerster en de gemachtigde van verweerster verschenen.
Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Klaagster heeft zich in juli 2008 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan betreffende het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
Verweerster heeft klaagster op 30 juni 2009 begeleid bij de aanvraag bij de IND te A. De aanvraag is op 30 juli 2009 afgewezen. Verweerster heeft op 30 juli 2009 namens klaagster bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en bij de voorzieningenrechter een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekte de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar was beslist. Klaagster heeft vervolgens het griffierecht betreffende de voorlopige voorzieningenprocedure aan het kantoor van verweerster voldaan.
2.2. Bij beslissing dd. 31 augustus 2009 is het bezwaar tegen het besluit tot afwijzing van de aanvraag van klaagster tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ongegrond verklaard.
2.3. In september 2009 heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend. Bij brief dd. 10 september 2009 heeft de opvolgende advocaat aan verweerster verzocht het dossier en de toevoeging voor het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening aan haar toe te sturen. De opvolgende advocaat heeft verweerster bij brief dd. 27 oktober 2009 bericht, behoudens een beschikking per fax, nog steeds geen dossier te hebben ontvangen.
2.4. De rechtbank heeft op 6 november 2009 bij verweerster geïnformeerd naar de betaling van de griffierechten. Verweerster heeft de rechtbank naar de opvolgende advocaat verwezen. Deze heeft verweerster bij brief dd. 9 december 2009 bericht dat het griffierecht voor de voorlopige voorzieningenprocedure nog niet was voldaan, terwijl klaagster dit bedrag aan het kantoor van verweerster had voldaan. De opvolgende advocaat heeft verweerster bij brief dd. 22 december 2009 nogmaals verzocht haar te informeren of het griffierecht was voldaan. Zij wees verweerster er op dat klaagster niet in de gelegenheid zou worden gesteld de beroepsprocedure in Nederland af te wachten, indien het griffierecht niet tijdig zou zijn betaald.
2.5. De voorzieningenrechter heeft bij beslissing dd. 9 maart 2010 het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht.
3. De klacht
3.1. De klacht bestaat uit het navolgende:
verweerster heeft nagelaten het door klaagster aan haar kantoor betaalde griffierecht (tijdig) door te betalen, als gevolg waarvan zij niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek voorlopige voorziening. verweerster heeft klaagster niet geïnformeerd over de voortgang van de procedure; verweerster heeft de aanvraag van klaagster onvoldoende voortvarend behandeld; verweerster heeft het dossier van klaagster niet tijdig overgedragen aan de opvolgende advocaat.
3.2. Klaagster heeft ter toelichting van haar klacht het volgende aangevoerd:
Een jaar nadat klaagster zich tot verweerster had gewend bleek dat de aanvraag nog
steeds niet was ingediend. Dit is uiteindelijk in juni 2009 gebeurd, waarna klaagster een sticker in haar paspoort kreeg. Klaagster is niet op de hoogte gehouden van de procedure. Toen klaagster een sofinummer aanvroeg, bleek dat de gevraagde vergunning in twee instanties was geweigerd. Klaagster was hiervan niet op de hoogte.
4. Het verweer
4.1. Verweerster erkent dat het met de doorbetaling van de griffierechten voorlopige
voorzieningen niet goed is gegaan. Verweerster biedt hiervoor haar excuses aan klaagster aan. Verweerster verkeerde in de veronderstelling dat klaagster het griffierecht niet aan haar kantoor had voldaan, omdat zij zich in september 2009 tot een andere advocaat had gewend. Verweerster heeft daarom de chef de bureau opdracht gegeven de nota niet te voldoen. Toen de rechtbank op 6 november 2009 bij verweerster informeerde, heeft zij de rechtbank bericht dat klaagster zich tot een andere advocaat had gewend. Verweerster heeft de door klaagster betaalde griffierechten op de derdengeldenrekening van de opvolgende advocaat laten storten.
4.2. Verweerster betwist dat klaagster niet op de hoogte was van de gang van zaken.
Klaagster was ermee bekend dat zij over een machtiging voorlopig verblijf diende te beschikken om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning regulier. Verweerster heeft klaagster begeleid bij de aanvraag bij de IND te A op 30 juni 2009. De aanvraag is op 30 juli 2009 afgewezen. Op 30 juli 2009 is hiertegen bezwaar gemaakt en is een verzoek tot een voorlopige voorziening gevraagd. Klaagster was hiervan op de hoogte, want zij kwam regelmatig bij verweerster op kantoor. Dit blijkt ook uit haar bezoek aan de gemeente B op 21 augustus 2009. Verweerster kwam op 21 augustus 2009 met de afwijzing opneming in het Q op kantoor. In de afwijzing stond onder meer vermeld : “ u bent weliswaar in bezwaar gegaan tegen deze beslissing…”
Verweerster heeft klaagster toen nogmaals de stand van zaken uitgelegd. Op 21 augustus 2009 was er nog geen beslissing op bezwaar.
5. Beoordeling van de klacht.
5.1. Ten aanzien van het eerste deel van de klacht :
Vast staat dat verweerster het door klaagster aan haar betaalde griffierecht ten behoeve van de verzoekschriftprocedure strekkende tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening procedure niet aan de rechtbank heeft doorbetaald, ten gevolge waarvan het verzoek voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzoek voorlopige voorziening was erop gericht om uitzetting hangende de beroepsprocedure te voorkomen. Door het door klaagster betaalde griffierecht niet onmiddellijk door te betalen, heeft verweerster de belangen van klaagster ernstig geschaad. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening immers niet inhoudelijk behandeld en heeft klaagster een mogelijke kans gemist de bodemprocedure in Nederland af te wachten.
Dit onderdeel van de klacht zal gegrond worden verklaard.
5.2. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht:
Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te houden van feiten, afspraken en belangrijke informatie. Ter voorkoming van misverstanden dient een advocaat deze steeds schriftelijk te bevestigen. Klaagster stelt dat verweerster haar niet heeft bericht dat de aanvraag twee keer was afgewezen, terwijl verweerster stelt dat zij klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden. Uit het dossier blijkt niet dat verweerster klaagster voldoende heeft geïnformeerd over de stand van zaken. Nu verweerster er op geen enkele wijze in is geslaagd aan te tonen klaagster te hebben geïnformeerd over de stand van zaken in haar procedure, moet het er voor worden gehouden, dat verweerster klaagster niet heeft geïnformeerd over de stand van zaken in haar procedure. Dit onderdeel van de klacht zal gegrond worden verklaard.
5.3. Ten aanzien van het derde onderdeel van de klacht
Dat verweerster de aanvraag van klaagster onvoldoende voortvarend heeft behandeld is uit de aan de raad overgelegde stukken onvoldoende gebleken. Verweerster heeft ter zitting naar voren gebracht dat klaagster aanvankelijk onvoldoende onderbouwde gronden verstrekte om een verblijfsvergunning te kunnen aanvragen. Verweerster stelt dat zij pas op het moment dat klaagster kon aantonen dat zij recent een studie had aangevangen gronden kon aanvoeren tot het aanvragen van een verblijfsvergunning. Hoewel het op de weg van verweerster had gelegen klaagster ervan op de hoogte te stellen dat zij pas zou overgaan tot het aanvragen van een verblijfsvergunning wanneer klaagster voldoende gronden daartoe zou hebben aangeleverd, acht de raad de verklaring van verweerster dat zij niet eerder kon overgaan tot het aanvragen van een verblijfsvergunning wegens het ontbreken van de juiste gronden aannemelijk. Nu niet is gebleken dat verweerster ten onrechte niet eerder is overgegaan tot het aanvragen van een verblijfsvergunning, zal de raad dit onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.
5.4. Ten aanzien van het vierde onderdeel van de klacht:
Verweerster erkent het dossier niet tijdig te hebben overgedragen aan de opvolgende advocaat. Indien een cliënt zich tot een andere advocaat wendt dient de advocaat in beginsel het dossier desgevraagd zo spoedig mogelijk aan deze advocaat over te dragen. Dit onderdeel van de klacht zal gegrond worden verklaard.
6. Op te leggen maatregel.
Verweerster heeft er blijk van gegeven geen lering te hebben getrokken uit de eerdere uitspraken van tuchtrechters in vergelijkbare klachten. Gelet op de ernst van de aan verweerster in deze klachtzaak tuchtrechtelijk verweten gedragingen, het feit dat de belangen van klaagster ernstig zijn geschaad en het tuchtrechtelijk verleden van verweerster is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
7. Beslissing
De raad verklaart de onderdelen 1,2 en 4 van klacht gegrond.
De raad wijst onderdeel 3 van de klacht als ongegrond af.
De raad legt aan verweerster ter zake de gegrond verklaarde klachtonderdelen op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden.
De schorsing treedt in werking direct nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, doch niet eerder dan nadat de door de raad in klachtzaak B 203-2010 bij beslissing dd. 29 november 2010 aan verweerster opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd is opgeheven en nadat de in klachtzaak B 153-2010 en B 162-2010 opgelegde schorsingen in de uitoefening van de praktijk zijn uitgewerkt.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter en mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, A.L.W.G. Houtakkers en E.P.C. M. Teeuwen , leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken bij vervroeging op 13 december 2010.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 december 2010.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.