Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0423

Zaaknummer

09-088A

Inhoudsindicatie

deels gegrond.

Inhoudsindicatie

Advocaat executeert incassovonnis voortvloeiend uit dubieuze werkzaamheden van ex-kantoorgenoot. Hoewel incassovonnis onherroepelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat advocaat kon weten dat verwijten aan ex-kantoorgenoot goede gronden hadden.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE 

in het ressort Amsterdam

in de zaak   09-088A

Beslissing d.d. 23 maart 2010

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 2 april 2009  bij de raad binnengekomen klacht van: 

   

k l a g e r,

tegen:

 v e r w e e r d e r .

 

1. Verloop van de procedure:

 1.1 Bij brief van 31 maart 2009, door de raad ontvangen op 2 april 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 20 januari 2010. Klager, zijn gemachtigde, de dochter van klager alsmede verweerder zijn versche-nen. 

1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 t/m 13 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht:

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

 a.  bekend was met het bedrog van Mr X ter zake de bodemprocedure tegen een financiële instelling, hierna genoemd “de bank“;

 b. een schriftelijke toezegging om te reageren op een namens klager verstuurde e-mail niet is nagekomen;

 c. tot incasso van drie facturen is overgegaan zonder voorafgaande aanma-ning en zonder te hebben gereageerd op een schriftelijk verzoek om nade-re informatie;

 d. in het vervolg op de incassoprocedure niet te heeft gereageerd op verzoe-ken om bewijs over te leggen van de gevoerde bodemprocedure tegen de bank,

 e. zich misplaatst en onnodig grievend te heeft uitgelaten door in november 2007 tijdens telefonische contacten met de zoon van klager te zeggen dat klager de “nagel aan de doodskist’’ van Mr X was; 

 f. de vordering van Mr X te incasseren buiten het zicht van de WSNP-bewindvoerder van Mr X, waartoe hij niet gerechtigd zou zijn.

3. Feiten:

3.1 Voor  de beoordeling van de klacht zal, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft zich in augustus 2003 voor rechtsbijstand gewend tot mr X voor een zaak tegen zijn bank alsmede voor een zaak tegen de belastingdienst. Mr X is op 1 juli 2005 een maatschap met verweerder aangegaan. Op 10 september 2007 heeft mr X zich van het tableau laten uitschrijven. Mr X is vervolgens toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, waarbij een bewindvoerder is benoemd.

3.3 Klager heeft een klacht ingediend tegen mr X waarbij hij hem onder meer verwijt dat hij een declaratie in rekening heeft gesteld voor niet verrichte werkzaamhe-den, waaronder griffierecht voor een niet uitgebrachte dagvaarding. Voorts heeft mr X klager voorgehouden dat een procedure aanhangig was en dat een compari-tie van partijen zou plaatsvinden, terwijl de dagvaarding niet bleek te zijn aange-bracht. Bij beslissing van de raad van heden in de zaak met nummer 09-210A zijn deze klachten tegen mr X gegrond verklaard.

3.4 Klager heeft voorts een klacht tegen mr X bij de deken ingediend, waarvan de strekking is dat mr X een beroepsfout zou hebben gemaakt door te laat bezwaar te maken in een op zichzelf kansvolle procedure tegen de belastingdienst, terwijl hij daarna geprobeerd zou hebben door middel van antidatering alsnog de termijn veilig te stellen. Ter zake heeft mr X gefactureerd. Op deze klacht is nog niet be-slist.

 

3.5 In het kader van de financiële afwikkeling van de maatschap tussen mr X en ver-weerder heeft verweerder een aantal vorderingen, waaronder de vordering op klager, die de maatschap op derden had wegens door mr X verrichte werkzaam-heden, overgenomen. Verweerder is tot invordering van de openstaande facturen overgegaan. Op naam van verweerder en mr X is op 7 augustus 2007 een verstekvonnis tegen klager verkregen, waarbij klager is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.989,90, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit von-nis is in kracht van gewijsde gegaan. Verweerder heeft de executie van dat vonnis ter hand genomen, waarna diverse beslagen zijn gelegd ten laste van klager.

3.6 Via een brief die klager op 22 oktober 2007 aan de executerende deurwaarder schreef, heeft verweerder kennis kunnen nemen van de inhoudelijke verwijten aan het adres van mr X. In deze brief zet klager gedetailleerd uiteen waarom hij de executie onrechtmatig acht.

3.7 In een e-mail van 5 februari 2009 aan verweerder zet een zoon van klager gemo-tiveerd uiteen dat hij het geëxecuteerde onherroepelijke incassovonnis dubieus acht. Per e-mail van 9 februari 2009 bevestigt verweerder de goede ontvangst van deze e-mail. Hij zegt erop terug te komen, hetgeen hij heeft nagelaten. 

4. Beoordeling van de klacht:

4.1 De raad zal de klachtonderdelen a, b, c en d die allen neerkomen op het verwijt dat verweerder is doorgegaan met het executeren van het onherroepelijke verstekvonnis, nadat hij wist of had kunnen weten dat de titel niet deugdelijk was, gezamenlijk behandelen.

4.2 Hoewel het voor risico van klager komt dat hij geen verweer heeft gevoerd in de incassoprocedure en nadien ook niet in verzet is gegaan tegen het verstekvonnis van 7 augustus 2007, heeft verweerder in de gegeven omstandigheden desalniet-temin tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de executie van dat vonnis voort te zetten nadat hij voor het eerst in oktober 2007 gerede twijfel had moeten koesteren aan de rechtmatigheid van de incasso in het licht van de verwijten aan het adres van zijn (voormalig) kantoorgenoot mr X. Daaraan doet niet af dat het incassovonnis onherroepelijk was geworden. In beginsel is de tuchtrechter, in ge-vallen waarin het tuchtrechtelijk verweten handelen samenhangt met een civiele procedure, niet afhankelijk van het oordeel van de civiele rechter, maar dient een zelfstandig oordeel te worden geven ten aanzien van de vraag of het handelen van de advocaat een schending van de norm van artikel 46 Advocatenwet ople-vert. De tuchtrechtelijke beoordeling is een andere dan de civielrechtelijke beoor-deling, en het is aan de tuchtrechter om te beoordelen of verweerder een tucht-rechtelijke norm heeft overschreden. Daarvan is in dit geval sprake. Het gaat niet aan dat een advocaat doorgaat met de executie van een  vonnis, ook al is dit in kracht van gewijsde gegaan, indien hij weet of kan weten dat dat vonnis een ver-oordeling bevat tot betaling van een declaratie van een voormalig kantootgenoot die materieel niet deugt. De raad weegt in dit verband mee dat bij uitspraak van heden in de zaak met nummer 09-210A de klacht tegen mr X gegrond zal worden verklaard, hetgeen verweerder had kunnen en moeten voorzien naar aanleiding van de inhoudelijk onderbouwde brieven van klager. De klachtonderdelen a, b, c en d zijn derhalve in zoverre gegrond.

4.3 Klachtonderdeel e zal ongegrond worden verklaard. Dat verweerder zich misplaatst en onnodig grievend heeft uitgelaten wordt door hem betwist en kan door de raad in deze procedure niet worden vastgesteld. Ten aanzien van klach-tonderdeel f overweegt de raad dat tussen mr X en verweerder sprake was van een maatschap zodat aannemelijk is dat hij in algemene zin gerechtigd was na-mens de maatschap rechtsvorderingen in te stellen. Klachtonderdeel f zal derhal-ve eveneens ongegrond worden verklaard.

5. Maatregel:

5.1  Verweerder heeft ter zitting alsnog consequenties verbonden aan hetgeen mr X ter zake de inhoudelijke behandeling van de procedure valt te verwijten: hij heeft toegezegd de incasso te staken, zijn vordering beperkt tot € 2.037,50 en toege-zegd de deurwaarder dienovereenkomstig te instrueren. Tenslotte heeft verweer-der toegezegd soortgelijke consequenties te trekken indien uit de nog lopende klachtprocedure bij de deken aannemelijk wordt dat mr X ook in de fiscale zaak fundamentele steken heeft laten vallen en daarom ten onrechte ter zake heeft ge-declareerd. Gelet op het vorenstaande ziet de raad voor het opleggen van een maatregel geen aanleiding. 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a, b, c en d gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen e en f ongegrond;

Aldus gewezen door  Mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. M. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wielinga, M.J.G.H. Verviers, M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010.

 

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na  verzending van de beslis-sing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gron-den van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzen-ding van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroep-schrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post:

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging:

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruike-lijke kantooruren.

c. Per fax:

Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.

d. Telefonische informatie: 

       076- 548 46 07