Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0378

Zaaknummer

09-64

Inhoudsindicatie

Klager is als gemeenteambtenaar betrokken bij de behandeling van een aanschrijving tot herplant (uit 2006) van een inwoner van die gemeente die zonder vergunning had gekapt. Verweerder heeft zich in april 2008 beklaagd over de gang van zaken op de afdeling waar klager werkzaam is. Nadien richtte verweerder zijn pijlen op klager persoonlijk door in een mail aan het hoofd van de afdeling te schrijven ‘dat […] nog steeds niet in staat is iets goed uit te voeren. Ik laat daarbij in het midden of hij met opzet alles fout regelt en weergeeft of dat zijn geestesvermogens te kort schieten.’ De raad heeft overwogen dat verweerder meerdere malen is uitgegaan van aannames in plaats van feiten en zo tot ongefundeerde beschuldigingen is gekomen. En is tot het oordeel gekomen dat verweerder de grenzen van het betamelijke ver heeft overschreden. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

09-64

 

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 15 juni 2009 heeft mr. A, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van

K,

wonend te L,

hierna te noemen klager,

 

tegen:

 

mr V,

advocaat te W,

hierna te noemen verweerder.

 

1.      De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 30 november 2009, waar zowel klager als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet en R.R.J.A. Olie-Hallmans, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2.      Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door zich (onnodig) grievend jegens hem uit te laten in een e-mailbericht aan de gemeente W d.d. 23 januari 2009. Bovendien heeft verweerder niet gereageerd toen hem de gelegenheid werd geboden het e/mailbericht te rectificeren.

3.      De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens.

Klager is werkzaam als bestuurlijk juridisch medewerker handhaving op de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente W en was als zodanig betrokken bij de behandeling van een zaak van een inwoner van die gemeente die daarin werd bijgestaan door verweerder.

Die inwoner had zonder vergunning een aantal bomen op een perceel van hem laten kappen. De gemeente heeft hem daarop bij brief d.d. 16 maart 2006 aangegeschreven tot herplant. Bij brief d.d. 21 november 2007 heeft de gemeente hem gewaarschuwd aan de aanschrijving gevolg te geven. Vervolgens is bij besluit van 17 januari 2008, verzonden op 22 januari 2008, een last onder dwangsom aan verweerders cliënt opgelegd. Verweerder heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt bij faxbrief d.d. 3 maart 2008 ter attentie van klager. Dat bezwaar werd aanvankelijk niet in behandeling genomen, hoewel naar later uit onderzoek bleek de fax wel bij de gemeente was binnengekomen.

In dat bezwaarschrift was tevens vervat een verzoek om het bezwaarschrift te beschouwen als een aanvraag voor een kapvergunning alsmede een verzoek om schorsing van het bestreden besluit.

Omdat op het bezwaarschrift geen reactie kwam dreigden dwangsommen verbeurd te worden, zodat verweerder besloot tot indiening van een verzoek voorlopige voorzieningen d.d. 31 maart 2008 ter verkrijging van schorsing van het besluit.

Bij brief d.d. 16 april 2008 heeft verweerder zich bij twee wethouders beklaagd over de gang van zaken op de afdeling vergunningen en handhaving, in het bijzonder over het uitblijven van enige reactie op de fax van 3 maart 2008.

Het hoofd van de afdeling handhaving heeft daarop namens burgemeester en wethouders bij brief d.d. 23 mei 2008 aan verweerder bericht dat onderzoek naar het faxbericht had uitgewezen dat die fax om onverklaarbare redenen … (klager) niet had bereikt, en heeft voor de gang van zaken excuses aangeboden en meegedeeld dat het bezwaarschrift alsnog was ingeboekt en in behandeling genomen. Voorts heeft het hoofd van de afdeling in deze brief laten weten dat burgemeester en wethouders zich niet herkenden in verweerders beweringen over zowel het handelen van de gemeente als van de rechterlijke instanties. In de aanhef van de brief stond ´behandeld door … (klager)´.

Verweerder heeft zich bij brief d.d. 22 augustus 2008 opnieuw tot eerder genoemde wethouders gewend en uitdrukking gegeven aan zijn (sterke) vermoeden dat zij de brief van 23 mei 2008 niet kenden, en voorts uiteengezet dat hij het onjuist achtte dat de ambtenaar tegen wie feitelijk mede de klacht was gericht (klager) zelf die klacht had afgehandeld. Voorts heeft hij zich opnieuw over klager beklaagd, nu over diens stellingname tijdens de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie op 27 juni 2008, alsook over de omstandigheid dat klager een zijns inziens apert onjuiste passage in het advies van de commissie voor de bezwaarschriftenniet had rechtgezet.

De beslissing op bezwaar dateert van 9 juli 2008. Tegen dat besluit heeft verweerder namens zijn client beroep ingesteld. Hangende dat beroep heeft hij op 21 november 2008 een verzoek voorlopige voorziening ingediend tot schorsing van de plicht tot herplant onder last van een dwangsom omdat de daartoe gegunde termijn af zou lopen op 30 november 2008. Verweerder had kort tevoren van de gemeente - kennelijk naar aanleiding van diens verzoeken tot heroverweging van het oorspronkelijke besluit - formulieren ontvangen voor het aanvragen van een kapvergunning.

Dit verzoekschrift heeft verweerder behalve per fax ook per mail toegezonden aan de verantwoordelijke wethouder, met daarbij het voorstel de aangelegenheid te bespreken. Daarop is een gesprek gevolgd op 12 januari 2009 tussen verweerder en het hoofd vergunningen en handhaving, dat heeft geresulteerd in een akkoord over een herplantplan. Voor de bekrachtiging daarvan diende nog een besluit te worden genomen. In afwachting daarvan diende de procedure bij de rechtbank te worden aangehouden. Bij mail van 23 januari 2009 liet het hoofd aan verweerder onder meer weten: 'Wat ons betreft is de zaak hiermee op dit moment rond. Wij zullen conform uw voorstel contact opnemen met de rechtbank om 2 maanden uitstel te vragen. U krijgt zo spoedig mogelijk een aangepast besluit voor herinplant en voor de dwangsom.'.  Nog diezelfde dag heeft klager, kennelijk op verzoek van het hoofd, dat contact gelegd en verweerder aansluitend per mail als volgt bericht: ´Ik heb de rechtbank zojuist laten weten dat de appellant de behandeling van zijn beroep wenst aan te laten houden. De griffier heeft in antwoord daarop laten weten dat de appellant dit verzoek schriftelijk aan de rechtbank dient te richten.

4.      Naar aanleiding van deze laatste mail van klager verzond verweerder direct daarop aan het hoofd van de afdeling een mail met daarin de volgende inhoud:

´Afgesproken is dat beide partijen zouden meedelen dat er een regeling getroffen is en dat beide partijen de zaak ter afwikkeling wensen aan te houden voor twee maanden.

´U zult het met mij eens zijn dat de mail van … (klager) niet de indruk wekt dat zijn verzoek aan de Rechtbank in overeenstemming is met die afspraak. Evenmin is een afschrift van zijn bericht aan de rechtbank bijgevoegd.

´Dhr. … (klager) is dus - nog steeds - niet in staat iets goed uit te voeren. Ik laat daarbij in het midden of hij met opzet alles fout regelt en weergeeft of dat zijn geestvermogens te kort schieten. Ik wil echter in mijn praktijk niet meer met hem geconfronteerd te worden. Het leidt slechts tot fouten, irritatie bij mij en mijn clienten en hoge, volstrekt nodeloze, kosten voor mijn clienten. Ter oplossing geef ik u 2 opties:

• Met de gemeente als geheel wordt afgesproken dat dhr. …(klager)  onmiddellijk en zonder uitzondering elke bemoeienis met een zaak waarin ik optreed als advocaat voor een cliënt stop zet op het moment dat ik mij in die kwaliteit meld. Dit geldt dus niet alleen voor deze zaak maar tevens voor alle zaken in de toekomst.

• De eerder geuite klachten worden geacht in hun geheel door mij persoonlijk te zijn neergelegd bij de Gemeente en er zal dan ook een volledige afhandeling daarvan op korte termijn moeten plaatsvinden.

Een derde, eigenlijk voor de hand liggende optie maar dat laat ik verder aan u over, is dat u als gemeente afscheid neemt van dhr. …(klager). Dat lost natuurlijk voor mij ook het probleem op. Ik hoor graag op korte termijn wat de gemeente kiest.´

´…. ´

Nadien heeft verweerder in een mail van 24 februari 2009 aan het hoofd van de afdeling, zijn ergernis uitgesproken over het feit dat toen nog steeds niet de besluiten tot herplant en tot het opleggen van een dwangsom waren herzien, terwijl was afgesproken dat zijn cliënt uiterlijk 1 april voor herplant zou zorg dragen. Uit de eerdere mail van het hoofd van 23 januari 2009 had verweerder afgeleid dat dhr. … (klager) was opgedragen die besluiten te verzorgen. In deze mail van 24 februari 2009 is tekende verweerder onder meer aan: ´U zult zich kunnen voorstellen dat cliënt er van uit gaat dat opnieuw dhr … (klager) de oorzaak is van deze gang van zaken .´

5.      Verweerder heeft kort samengevat tot zijn verweer naar voren gebracht dat klager ongeschikt is voor zijn functie, nu hij volstrekt onjuiste standpunten heeft verdedigd en bij voortduring onjuist heeft gehandeld of juist niet gehandeld. Dat hij het hoofd van de afdeling bij zijn zienswijze heeft betrokken noch de bewoordingen waarin dat is gedaan,acht verweerder, gezien zijn ervaringen met klager in de zaak van zijn clint, niet buitenproportioneel noch onnodig grievend.

6.      De raad beoordeelt de klacht als volgt.

De raad stelt vast dat de brief waarover klager zich heeft beklaagd is voortgevloeid uit verweerders misvatting dat klager in zijn contact met de rechtbank buiten zijn boekje is gegaan. Dat was evident niet het geval. Klager heeft precies gedaan wat van hem verwacht werd conform hetgeen door zijn afdelingshoofd per mail aan verweerder was bevestigd. Dat betekent dat op dat moment elke grond voor verweerder ontbrak om zich in zulke krasse termen over klager uit te laten. Het zou hem gesierd hebben wanneer hij dat zou hebben erkend en zijn verontschuldiging zou hebben aangeboden, maar verweerder heeft zulks noch ten overstaan van klager noch ten overstaan van de raad willen doen.

Terugkijkend naar de overige grieven van verweerder jegens klager stelt de raad voorts vast dat deze vooral samenhangen met de door verweerder en diens cliënt ervaren frustratie dat zij er alsmaar niet in slaagden de gemeente af te brengen van de last tot herplant. Geenszins is echter gebleken dat klager alles met opzet fout heeft geregeld noch dat zijn geestesvermogens tekort schieten. Daarvoor bestaat ook geen enkele aanwijzing. Voorts ontbreekt elke aanwijzing dat het zoek raken van de fax van 3 maart 2008 te wijten zou zijn geweest aan klager en dat klager brieven van verweerder die bestemd waren voor de wethouders voor hen zou hebben weggehouden.

Voor wat betreft verweerders bezwaren tegen de wijze waarop zijn klacht over klager is behandeld (te weten door klager zelf) merkt de raad op dat ook hier sprake is van een onjuiste perceptie van verweerder in die zin dat het afdelingshoofd de desbetreffende brief namens burgemeester en wethouders heeft ondertekend, en dat wanneer het afdelingshoofd de voorbereiding van die brief aan klager heeft overgelaten aan klager niet het verwijt gemaakt kan worden dat hij de desbetreffende opdracht heeft uitgevoerd. De vraag of een zodanige wijze van klachtbehandeling al dan niet behoorlijk is doet hierbij niet terzake.

Verweerder is meerdere malen uitgegaan van aannames in plaats van feiten en is zo tot ongefundeerde beschuldigingen gekomen Zo legt hij de schuld voor het uitblijven van de afgesproken herziene besluiten bij klager, zonder dat hij zulks heeft geverifieerd. Ook - maar in zijn consequenties minder relevant - ging verweerder er ten onrechte van uit dat klager de rechtbank schriftelijk omtrent het aanhoudingsverzoek op de hoogte had gesteld: ter zitting is gebleken dat klager daarover telefonisch contact met de rechtbank had opgenomen.

Het komt de raad tenslotte voor dat het niet per se als een fout van klager valt aan te merken dat deze een volgens verweerder onjuiste passage in het advies van de bezwaarschriftencommissie niet als zodanig heeft gesignaleerd en in het kader van de besluitvoorbereiding gecorrigeerd. Ook het mogelijk tijdens de hoorzitting innemen van een onjuist standpunt en daarin ook volharden, wanneer de voorzitter er blijk van geeft dat dit standpunt niet houdbaar is, kan geen rechtvaardiging vormen voor een mail van een zo verstrekkende inhoud als de gewraakte mail.

De raad is dan ook van oordeel dat verweerder met zijn mail van 23 januari 2009de grenzen van het betamelijke ver heeft overschreden. De klacht van klager is dan ook gegrond. Aan verweerder zal de hierna te noemen maatregel worden opgelegd.

 

De beslissing van de raad luidt als volgt:

 

De klacht van klager tegen verweerder is gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

 

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2010.

 

griffier                                                voorzitter