Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1162

Zaaknummer

5704

Inhoudsindicatie

Verzoek tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. Te voeren procedures door de deken kansloos bevonden.

Uitspraak

 

   

      

2 augustus 2010

No. 5704

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klager,

tegen:

De Deken in de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar,

de deken.

 

1.   Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 26 januari 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een procedure waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 2 februari 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 2 februari 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- antwoordmemorie van de deken;

- brieven van klager aan het hof van 4 februari 2010, 5 februari 2010, 10 februari 2010, 25 februari 2010 en 3 maart 2010;

- faxberichten van klager aan het hof van 31 maart 2010, 8 april 2010, 16 april 2010, 21 april 2010, 1 mei 2010 en 22 mei 2010;

- brief van de deken van 21 mei 2010.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 28 mei 2010, waar noch klager, noch de deken – beiden met bericht van verhindering - zijn verschenen. Klager heeft tevoren op 8 april 2010 zijn pleitnota aan het hof toegezonden.

3. Het beklag

3.1 Het beklag houdt in dat de deken ten onrechte het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Klager stelt – kort gezegd – dat hij aan alle voorwaarden voldoet voor toewijzing van een advocaat.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan.

Bij beslissing van 15 januari 2010 van dit hof is het beklag van klager tegen de beschikking van de deken in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. In die beschikking heeft het hof onder meer overwogen: “Artikel 13 van de Advocatenwet houdt in dat de rechtzoekende die geen advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak waarin bijstand van een advocaat is voorgeschreven, zich kan wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen. Een procedure tegen de huisarts, de huisartsenpost en de apotheek te Zaanstad zal dienen in Haarlem, zodat alleen de deken in Haarlem bevoegd is daarvoor een advocaat aan te wijzen. U., althans één van haar hoofdvestigingen, is gevestigd te Alkmaar zodat in geval van een procedure tegen U. de deken te Alkmaar bevoegd zou zijn op grond van art. 13 Advocatenwet. Indien klager door U. zou worden gedagvaard is, nu klager woont in het arrondissement Haarlem, de Haarlemse deken bevoegd op grond van art. 13 Advocatenwet.

Voor de deken in Amsterdam is in deze kwesties dus geen taak weggelegd.

Het hof overweegt hierbij dat de deken het verzoek van klager van 27 september 2009 op grond van art. 2.3 algemene wet bestuursrecht zou hebben moeten doorsturen naar de Haarlemse deken, maar dat het in dit geval, waarin klager al had laten weten dat hij niets met die deken te maken wilde hebben, aanvaardbaar is dat de deken dat achterwege heeft gelaten.”

4.2 Naar aanleiding van vorengenoemde uitspraak van dit hof heeft klager op 18 januari 2010 de deken te Alkmaar verzocht op grond van – zoals klager dat noemt – de verwijzingsbevoegdheid zoals gesteld in de uitspraak van het hof van discipline – in het kader van het lopende juridische geschil met zijn zorgverzekeraar U., met spoed een advocaat toe te wijzen te Alkmaar die gespecialiseerd is in de zorgverzekeringswet. Klager noemt daarbij expliciet mr. X. die in dit kader zijn belangen kan behartigen. Klager stelt daarbij dat de toewijzing van een andere advocaat geenszins effectief en efficiënt is daar hij al diverse advocaten in Alkmaar en omstreken heeft benaderd en uiteindelijk in goed overleg met mr. X. deze grondslag heeft geconcludeerd op grond van het geschil. Klager voegt daaraan toe: “Ik verzoek u mij schriftelijk te berichten op het bovenstaande adres, met spoed, daar de kwestie al enige tijd loopt en niet is behartigd. In het algemeen wordt een ontbindingsverzoek bij de rechter door mij verzocht, alle rechten en weren voorbehouden.”

4.3 Op 19 januari 2010 schreef klager de deken op 19 januari 2010 onder meer: “(…) “Ten tweede is het voor mij daardoor niet mogelijk om even langs te komen op een kantoor om even de zaken te bespreken en even te “ontbinden”. Mijn rugklachten en allergieën, en samenhangend mijn verzoek voor toewijzing van een advocaat met kennis en kunde zoals de heer mr. X., zijn primair de gronden. Ten derde is het in het kader van de inhoud van de kwestie geenszins effectief en/of efficiënt anders dan niet mijn (gezondheid)belang daarin mee te wegen door: een willekeurige advocaat toe te wijzen. Overwegen dat het recht al meer is gedifferentieerd en dat vergelijkbaar zou zijn om een loodgieter naar een timmermansklus te sturen. Argumenten in dit kader als: ‘ja maar, onze loodgieter is een hele goede loodgieter”(bla, bla, enz, enz,)  zijn eveneens niet mijn verzoek, noch in mijn en uw belang. Het tegendeel. Ten vierde heb ik met diverse advocaten al voorliggende contact gehad. (….) en zo kan ik op grond van het opgegeven rechtsgebied van de heer mr. X. die ik ook heb benaderd met voorliggende en met wie ik tot zeer heldere en sluitende rechtsconclusies ben gekomen wel even doorgaan te Alkmaar. Het is zaak in het kader van de rechtszekerheid, en de inhoudelijke invulling daarvan op grond van artikel 13 advocatenwet, dat dit absoluut een voorwaarden is voordat u toewijst. Generaliseren, en (onbevoegd) bagatelliseren, is geen optie noch constructief. Met deze informatie en binnen deze kaders verzoek ik u artikel 13 Advocatenwet te hanteren, in samenhang met artikel 46 Advocatenwet. Overwegende dat bij het ontbreken van kennis en kunde, geenszins mijn belangen zijn behartigd. (…).

4.4 Op 19 januari 2010 heeft adjunct-secretaris van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar klager bericht dat de deken uitsluitend bevoegd is tot een aanwijzing van een advocaat als blijkt dat klager niet of niet tijdig een advocaat bereid heeft kunnen vinden zijn diensten te verlenen en dat het bovendien een zaak moet betreffen waarin vertegenwoordiging door dan wel bijstand van een advocaat is voorgeschreven. Voorts dat de deken te Alkmaar uitsluitend bevoegd is tot aanwijzing indien de zaak in Alkmaar moet dienen en dat van toewijzing van de door klager genoemde advocaat X. te Amsterdam geen sprake kan zijn.

4.5 Bij brief van 20 januari 2010 heeft klager de deken bericht dat de kwestie betreft de ontbinding van de zorgverzekeringsovereenkomst met de wanpresterende Alkmaarse zorgverzekering U. en dat, nu ontbinding zowel buiten als binnengerechtelijk mogelijk is, dat in zijn geval gerechtelijk is geworden. Klager meldt in die brief dat hij inmiddels een jaar onverzekerd is en dat U. nog steeds weigert te presteren ondanks zijn verzuimstelling en daarmee ook in het kader van zijn huidige gezondheidsstatus en de behandeling van zijn gezondheid, er de noodzaak is door gerechtelijke ontbinding wederom verzekerd te zijn en bevrijd te zijn van mogelijke (andere) bijkomende haken en ogen. Klager noemt in die brief opnieuw mr.  X. te Amsterdam en stelt dat er uiteraard advocaten zijn te Alkmaar die dit zouden kunnen, maar dat hij het arrondissement niet kent.

4.6 Bij brief van 26 januari 2010 heeft de deken klager nogmaals bericht dat hij niet in de positie is om mr. X. toe te wijzen omdat deze geen deel uitmaakt van het arrondissement Alkmaar. De deken meldt klager dat hij zich rechtstreeks kan wenden tot mr. X.. Mocht deze klager niet wensen bij te staan dan verzoekt de deken aan klager hem aan te geven op welke gronden de kwestie juridisch een sterke zaak is. De deken stelt daarbij: “Wellicht zou mr. X. namens u mij kunnen duidelijk maken dat u in deze op korte termijn een advocaat nodig hebt.”

4.7 Bij brief van 29 januari 2010 antwoordt klager dat hij op medische noodzaak op korte termijn geopereerd dient te worden waarvoor hij verzekerd dient te zijn. Hij verwijt de deken dat deze geen contact heeft opgenomen met mr. X..

4.8  Bij brief van 4 februari 2010 heeft de deken klager bericht dat hij contact heeft opgenomen met mr. X. en dat deze hem meedeelde dat hij klager éénmaal telefonisch heeft gesproken. Of de zaak van klager juridisch haalbaar is kon mr. X. de deken niet vertellen omdat hij terzake onvoldoende geïnformeerd was. Mr. X. heeft klager in genoemd telefoongesprek meegedeeld geen toevoegingzaken te doen en heeft klager doorverwezen naar een andere Amsterdamse advocaat dan wel het Juridisch Loket te Zaanstad. Voorts deelt de deken in die brief mee dat hij contact heeft gehad met de door klager eerder genoemde Alkmaarse advocaten en dat deze niet bereid zijn de zaak van klager te behartigen omdat deze juridisch niet haalbaar zou zijn. De deken stelt daarbij dat dit een van de voorwaarden is waaraan voldaan moet worden om een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet voor inwilliging in aanmerking te doen komen.

4.9 Klager heeft bij brief van 5 februari 2010 de deken onder meer geschreven: “Ik bied u dus de kans uw verzuim te herstellen door op zeer korte termijn een advocaat te Alkmaar toe te wijzen die specialiseert of thuis is in het verzekeringsrecht om de verzekeringsovereenkomst tussen mij en U. – gerechtvaardigd – te ontbinden bij de rechtbank Alkmaar. Bij een ontbindingsprocedure is de primaire rechtsvraag: gerechtvaardigd en is dat in het onderhavig geval mijn noodzaak op korte termijn: bijzondere rugfoto’s te laten maken, en geopereerd te worden aan twee rugwervels. (…..) Bovendien is eveneens het voorliggende contact met de door mij genoemde advocaten in uw arrondissement die ik voorliggende heb benaderd: geenszins een optie. Ik verwijs u naar de gespreksopnames, en de onder andere het LJN. Om die reden refereer ik dus aan de heer X., en zijn kennis en kunde profiel, om zo in Alkmaar een soortgelijke advocaat toe te wijzen.”

4.10 Bij brief van 8 februari 2010 constateert de deken dat klager hem geen nadere informatie verstrekt omtrent de haalbaarheid van uw zaak en dat hij derhalve moet afgaan op de informatie die de advocaten als door klager genoemd hem hebben verstrekt. Uit die informatie blijkt dat de zaak juridisch niet haalbaar is. Reden waarom de deken het verzoek tot toewijzing van een advocaat afwijst.

4.11 Bij brief van 3 maart 2010 heeft klager de zorgovereenkomst die hij met U. had, ontbonden en heeft hij U. verzocht hem een bewijs van beëindiging van de zorgverzekeringsovereenkomst te sturen.

 

5. De beoordeling

5.1 Artikel 13 van de Advocatenwet houdt in dat de rechtzoekende die geen advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak waarin bijstand van een advocaat is voorgeschreven, zich kan wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat toe te wijzen.  De deken kan een dergelijk verzoek wegens gegronde redenen afwijzen. In het geval van klager heeft de deken klager diverse malen in de gelegenheid gesteld zijn verzoek nader toe te lichten en hem nader te informeren over de inhoud en haalbaarheid van de zaak die klager aanhangig wilde maken. Klager heeft de deken telkenmale in zeer algemene bewoordingen geantwoord, waaruit  niet eenvoudig is op te maken voor welke procedure klager bijstand van een advocaat behoeft. Om klager ter wille te zijn heeft de deken contact gezocht met de door klager genoemde mr. X. te Amsterdam en met advocaten in het arrondissement Alkmaar met wie klager eerder contact had. Mr. X. heeft de deken meegedeeld dat hij niet wist of de zaak van klager juridisch haalbaar was omdat hij hem slechts één maal kort telefonisch had gesproken. De overige advocaten waarmee de deken contact had, deelden hem mee dat zij de zaak van klager niet wensten te behandelen omdat deze juridisch niet haalbaar is. Gelet op genoemde feiten en omstandigheden heeft de deken op goede gronden het verzoek van klager afgewezen. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige kan de deken nu eenmaal het verzoek afwijzen indien de procedure die de verzoeker wil beginnen geen kans van slagen heeft. Een en ander klemt te meer nu klager in een van zijn brieven stelde met behulp van een advocaat de overeenkomst met U. te willen ontbinden en hij dat blijkens zijn brief van 3 maart 2010 inmiddels zelf heeft gedaan.

5.2 De conclusie van het voorgaande is dat het beklag van klager ongegrond is.

 

6. De beslissing

Het hof

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar van 26 januari 2010 ongegrond.   

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.H.B. den Hartog Jager, J.S.W. Holtrop, G. Creutzberg, J.H. Homveld, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2010.