Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0911

Zaaknummer

R. 3364/09.196

Inhoudsindicatie

In het kader van een tuchtrechtprocedure vindt in beginsel geen inhoudelijke beoordeling plaats van de door de advocaat verrichte werkzaamheden. Dit is slechts anders indien uit het onderzoek aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten. Een dergelijke uitzondering doet zich hier voor. Klacht gegrond. Toepassing artikel 48 lid 7 Advocatenwet. Berisping

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 13 mei 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 9 december 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 3 mei 2010.

Ter zitting is klaagster verschenen, vergezeld van haar echtgenoot en haar raadsvrouw mr. V. Verweerder is eveneens verschenen.

 

FEITEN

2.1  Klaagster heeft zich op 26 augustus 2008 tot verweerder gewend wegens een arbeidsgeschil met haar toenmalige werkgever over haar inschaling. Hij heeft haar vervolgens bijgestaan.

2.2  Op 18 september 2008 heeft klaagster zich ziek gemeld. De arbo arts heeft geconcludeerd dat sprake was van een arbeidsconflict en geen medische arbeidsongeschiktheid. Er is geen deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd.

2.3  Klaagster heeft haar werkzaamheden niet hervat waarop de werkgever de loondoorbetaling heeft gestaakt.

2.4  Op 23 oktober 2008 heeft klaagster zich opnieuw ziek gemeld. Ook dit keer concludeerde de arbo arts dat sprake was van een arbeidsconflict en niet van medische arbeidsongeschiktheid.

2.5  Eveneens op 23 oktober 2008 heeft klaagster na een gesprek met verweerder haar dienstverband met ingang van 1 januari 2009 opgezegd.

2.6  Klaagster heeft het UWV om een deskundigenoordeel verzocht. Dat is op 15 november 2008 afgegeven en het UWV onderschreef daarin de conclusie van de arbo arts.

2.7  Op 4 december 2008 heeft verweerder een ontbindingsverzoek ingediend. De mondelinge behandeling is bepaald in januari 2009 en de kantonrechter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

2.8  Er is door verweerder geen loonvordering voor klaagster ingesteld.

 

 

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van haar had behoren te betrachten door:

 

a. haar onjuist te adviseren in het kader van een ziekmelding;

b. geen actie te ondernemen toen de toenmalige werkgever van klaagster de loondoorbetaling aan haar staakte;

c. te laat althans onnodig een verzoek strekkende tot ontbinding van haar arbeidsovereenkomst in te dienen, hetgeen geleid heeft tot niet ontvankelijkheid.

 

VERWEER

4. V erweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

      Klachtonderdeel a.

4.1  Van de aanvraag van een deskundigenoordeel na de eerste ziekmelding is in overleg met klaagster afgezien.

      

      Klachtonderdeel b.

4.2   Een loonvordering zou ook op een later moment nog kunnen worden ingediend en ook in de onderhandelingen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden meegenomen.

           

        Klachtonderdeel c.

4.3  Het verzoekschrift is in overleg met klaagster ingediend. Het besluit daartoe is in november 2008 genomen. In de hoop dat de werkgever bereid was tot het treffen van een regeling is in overleg met klaagster besloten de mondelinge behandeling door te laten gaan.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1  Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voorzover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. In het kader van een tuchtrechtprocedure vindt in beginsel geen inhoudelijke beoordeling plaats van de door de advocaat verrichte werkzaamheden. Dit is slechts anders indien uit het onderzoek aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten.

5.2 De Raad is van oordeel dat een dergelijke uitzondering zich hier voordoet. Klager en verweerder verschillen van mening over de deugdelijkheid van de advisering door verweerder. Een schriftelijke vastlegging van de gegeven adviezen en van de aan de gekozen marsroute verbonden, specifieke risico’s ontbreekt. Bij gebreke van schriftelijke vastlegging en tegenstrijdige lezingen van klager en verweerder heeft de Raad derhalve niet kunnen vaststellen wat de inhoud van de advisering van verweerder precies is geweest en of hij in afdoende mate op de bijbehorende risico’s heeft gewezen. Voorzover een en ander mondeling is geschied geldt dat klaagster dat betwist en dat het niet vastleggen hiervan voor rekening en risico van verweerder komt.

5.3 De klachtonderdelen a. en b. acht de Raad op grond van het hiervoor overwogene gegrond.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. geldt dat verweerder er in redelijkheid niet van uit mocht en/of kon gaan dat bij indiening van een verzoekschrift op 4 december 2008, nog diezelfde maand een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Een mondelinge behandeling op zo korte termijn is in zijn algemeenheid al niet gebruikelijk, maar is dat zeker niet in de decembermaand waarin feestdagen vallen. Toen eenmaal vaststond dat de datum van de mondelinge behandeling na de einddatum van de arbeidsovereenkomst was gelegen, had het op de weg van verweerder gelegen klaagster op de voor haar negatieve gevolgen daarvan te wijzen. Dat is niet gebeurd althans dat blijkt niet uit het dossier. Voorzover een en ander mondeling is geschied, geldt ook daarvoor dat klaagster dat betwist en dat het niet vastleggen hiervan voor rekening en risico van verweerder komt. Ook dit klachtonderdeel acht de Raad derhalve gegrond.

5.5 Voor alle klachtonderdelen geldt dat de Raad van oordeel is dat in redelijkheid niet valt in te zien hoe de door verweerder gehanteerde werkwijze tot het door hem beoogde resultaat (geldelijke compensatie) zou hebben kunnen leiden. Daarmee heeft hij jegens klaagster niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De Raad ziet daarin grond om ambtshalve toepassing te geven aan artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

 

MAATREGEL

6.  Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- V erklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;

-  Spreekt met verwijzing naar artikel 48 lid 7 Advocatenwet uit dat verweerder jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt;

-  Legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. A.A.J. Maat, mr. E.J. van der Wilk en mr. J.A. van Keulen, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 5 juli 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter