Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1371
Zaaknummer
5772
Inhoudsindicatie
Verwijt van wederpartij over advies dat verweerster aan haar cliënt gaf, namelijk het achterhouden na omgangsregeling van paspoort minderjarig kind van partijen en aanschrijven van kantoorgenoot klager. Ongegrond.
Uitspraak
29 november 2010
No. 5772
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klaagster,
en
klager,
en:
verweerster.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 maart 2010, onder nummer 09-226A, aan partijen toegezonden op 23 maart 2010, waarbij een klacht van klagers tegen verweerster klachtonderdeel a gegrond en klachtonderdeel b ongegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 19 april 2010 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 april 2010 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken in eerste aanleg.
2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 september 2010, waar klagers en verweerster zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a. haar cliënt heeft geadviseerd het paspoort van het kind van partijen onder zich te houden en door zelf dat paspoort nadien onder zich te houden;
b. een kantoorgenoot van klager sub 2 een brief heeft geschreven waarin verweerster onder meer aankondigde een klacht tegen klager sub 2 te zullen indienen.
4. De feiten
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
- Klaagster en haar ex-partner (hierna: de vader) waren in 2008 in een geschil verwikkeld over de omgangsregeling van de vader met hun beider zoon, waarover zij gezamenlijk het gezag uitoefenden. Klager trad op voor klaagster en verweerster voor de ex-echtgenoot.
- Op 22 juli 2008 werd tussen de advocaten afgesproken dat klaagster zoon met paspoort op zaterdag 2 augustus 2008 om 10.00 uur bij de vader zou brengen en daar op vrijdag 8 augustus 2008 om 18.00 uur weer zou ophalen.
- Op donderdag 7 augustus 2008 zond verweerster aan klager een telefax waarin zij onder meer aan klager schreef: “Uw cliënte heeft per sms aangegeven het komend weekend met (zoon) weg te willen; voor zover dat een bezoek aan het buitenland zou zijn heeft cliënt daartegen bezwaar. Vooralsnog zal cliënt het paspoort van (zoon) onder zich houden.”
- Klaagster heeft zoon op 8 augustus 2008 opgehaald bij de vader ter gelegenheid waarvan er onenigheid is ontstaan omdat de vader het paspoort niet wilde afgeven aan klaagster.
- Op 22 september 2008 schreef verweerster aan een kantoorgenoot van klager die een publiekelijke oproep had gedaan tot een ethisch reveil onder advocaten onder meer: “Ik neem aan dat U die oproep niet beperkt tot collega’s die strafzaken doen maar dat U in zijn algemeenheid ervoor pleit dat advocaten zich, in de uitoefening van hun vak, fatsoenlijk gedragen en op zijn minst de gedragsregels tot minimum norm voor hun optreden verheffen. Ik mag aannemen dat U Uw evangelie niet alleen in de media predikt, maar ook in eigen huis en ben daarom zeer verbaasd dat uw kantoorgenoot S. (hof: volgt de volledige naam van klager) het, naar mijn mening en in de beleving van mijn cliënt, niet zo nauw neemt de gedragsregels. Mijn cliënt heeft U onlangs geïnformeerd over het feit dat ik, mede namens hem, een klacht over mr S. indiende. Ik bericht U dat ik mij genoodzaakt zie om heden een tweede klacht tegen mr S. in te dienen. Het lijkt mij juist dat U zich niet alleen druk maakt over praktijken die sommige collega’s buiten Uw kantoor zouden toepassen. Uw vermanend woord zoudt U, naar mijn mening, ook binnenshuis kunnen laten horen.”
5. De beoordeling
5.1 De raad heeft in de bestreden beslissing met betrekking tot klachtonderdeel a) vastgesteld dat verweerster haar cliënt heeft geadviseerd het paspoort van zoon op 8 augustus 2008 onder zich te houden en heeft overwogen dat verweerster met dit advies de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. De raad acht het advies tot het achterhouden van het paspoort ontoelaatbaar omdat het paspoort normaliter door de vrouw werd gehouden en het verweerster kenbaar was dat het onder zich houden van het paspoort beperkingen voor klaagster kon opleveren en dat zij daardoor een aangekondigde verlate huwelijksfestiviteit van klaagster, een reisje naar Londen, in de war heeft gestuurd. Daartegen richt zich het hoger beroep van verweerster.
5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft de raad overwogen dat verweerster met haar brief van 22 september 2008 aan de kantoorgenoot van klager de grenzen van het tuchtrechtelijk laakbare niet heeft overschreden. Tegen de ongegrondverklaring van dit klachtonderdeel richt zich het hoger beroep van klager. Voorts richt het hoger beroep van klagers zich tegen de opgelegde maatregel. Zij wensen dat een zwaardere maatregel wordt opgelegd en verzoeken openbaarmaking van de uitspraak van het hof op grond van artikel 48 lid 3 Advocatenwet.
5.3 Het hof acht, anders dan de raad, klachtonderdeel a) ongegrond en zal de bestreden beslissing op dit punt dan ook vernietigen. Uitgangspunt is dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met de cliënt goeddunkt. Hoewel het juist is, zoals de raad in de bestreden beslissing heeft overwogen, dat een advocaat in geschillen betreffende omgangsregelingen behoedzaam en de-escalerend dient op te treden, kan, gelet op het hiervoor omschreven uitgangspunt, niet gezegd worden dat verweerster met het advies aan haar cliënt het paspoort van zoon achter te houden, de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster hebben klagers niet aannemelijk gemaakt dat verweerster op het moment dat zij op donderdag 7 augustus 2008 dit advies aan haar cliënt gaf, wist dat klaagster met haar huidige echtgenoot en haar kinderen als verlate huwelijksfestiviteit een bezoek aan Londen had gepland. De inhoud van de aan klager gezonden telefax waarin verweerster het resultaat van het aan haar cliënt gegeven advies onmiddellijk meedeelt aan klager wijst daar in ieder geval niet op. Dat klager niet op dit bericht heeft gereageerd, naar hij stelt omdat hij dat bericht niet eerder dan de maandag erna heeft gezien, komt voor rekening van klager. Verweerster heeft door haar melding aan klager voldoende gelegenheid geboden voor overleg voorafgaand aan het tijdstip waarop klaagster zoon bij de vader zou ophalen. De ontstane onenigheid bij het ophalen van zoon kan haar dan ook niet worden verweten. Nadat de cliënt van verweerster het paspoort van zoon aan haar had afgegeven, heeft verweerster na een zitting op de rechtbank waarop namens klaagster werd verzocht te bepalen dat het paspoort door klaagster zou worden bewaard, het paspoort afgegeven. Dat zij het paspoort enige tijd onder zich heeft gehouden acht het hof evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar, omdat klaagster en de vader gezamenlijk het gezag over zoon uitoefenden en totdat de rechter anders besliste, in principe beiden over het paspoort konden beschikken. De beslissing van de raad op dit punt zal dan ook worden vernietigd. De klacht zal alsnog ongegrond worden verklaard.
5.4 Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Dat betekent dat de door klagers ingediende grieven tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat de bestreden beslissing op dit punt zal worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 maart 2010 onder nummer 09-226 A voor zover daarin klachtonderdeel a) gegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart klachtonderdeel a) alsnog ongegrond;
- bekrachtigt de bestreden beslissing met betrekking tot klachtonderdeel b).
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. J.C. van Oven, A.G. Scheele-Mülder, E. Schutte en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2010.