Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-05-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0757
Zaaknummer
B260-2009
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Dagvaarden op -door de rechtbank bepaalde- korte termijn in spoedzaak behoort tot
Inhoudsindicatie
vrijheid die aan advocaat heeft.
Inhoudsindicatie
Gelet op het eerdere optreden van de advocaat van de wederpartij, het belang
Inhoudsindicatie
van de zaak en het spoedeisend karakter had het op de weg van de beklaagde advocaat
Inhoudsindicatie
gelegen om de bij hem bekend advocaat van de wederpartij te informeren over de datum
Inhoudsindicatie
van het kort geding, ook indien hij twijfelde of deze advocaat nog wel voor de
Inhoudsindicatie
wederpartij optrad. Door dit na te laten zijn de belangen van de wederpartij nodeloos
Inhoudsindicatie
geschaad.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk gegrond: enkele waarschuwing.
Uitspraak
B 260 - 2009
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van
klager sub 1
klager sub 2
tegen
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 21 december 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager sub 2 op 17 juli 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 maart 2010.
Verschenen is verweerder. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Verweerder heeft zijn cliënte bijgestaan inzake de echtscheidingsprocedure tegen klager sub 1 en de omgangsregeling tussen klager sub 1 en de kinderen van partijen. Klager sub 1 werd destijds bijgestaan door een andere advocaat dan klager sub 2. De laatste procedure eindigde in november 2008.
Verweerder heeft de rechtbank Breda verzocht om een datum te bepalen waarop de zitting in kort geding kon worden behandeld. De zittingsdatum werd aanvankelijk bepaald op 15 juli 2009. Verweerder vroeg, in verband met de spoedeisendheid van het geschil bij brief van 17 juni 2009, een nieuwe datum op kortere termijn te bepalen. De rechtbank Breda heeft aan dit verzoek voldaan en bij brief van 17 juni 2009 de zittingsdatum vervolgens bepaald op 18 juni 2009 met de opdracht nog op 17 juni 2009 de dagvaarding te laten betekenen.
Verweerder heeft de kort geding dagvaarding vervolgens laten betekenen aan het adres van klager sub 1. Verweerder heeft de toenmalige advocaat van klager sub 1 niet van het kort geding op de hoogte gesteld. Klager sub 1 is in kort geding niet verschenen.
3. De klacht
3.1 De klacht luidt als volgt:
1. Verweerder heeft klager sub 1 rauwelijks en zonder toestemming op verkorte termijn in kort geding gedagvaard;
2. Hij heeft de toenmalige advocaat van klager sub 1 niet op de hoogte gesteld van het kort geding; er zijn geen verhinderdata gevraagd; er zijn geen stukken betreffende het kort geding aan deze advocaat opgestuurd; hij is ook niet op de hoogte gesteld van de datum, toen deze bekend was.
3.2. Ter toelichting van de klacht is het navolgende aangevoerd:
Het kort geding betrof een geschil over de omgangsregeling van klager sub 1 en diens kinderen. Klager sub 1 was jaren bijgestaan door zijn toenmalige advocaat. Voor zover verweerder al twijfelde of deze nog optrad voor klager sub 1, had het op de weg van verweerder gelegen om hem te informeren over de kort geding procedure en met name de zittingsdatum. Gelet op de aard van de zaak en de zeer korte termijn tot aan de zitting had verweerder in ieder geval de toenmalige advocaat van klager sub 1 moeten benaderen en klager sub 1 moeten berichten over het aanhangig maken van de procedure.
Klager sub 1 is door de handelwijze van verweerder in zijn belangen geschaad. Klager heeft de stellingen van de cliënt van klager niet kunnen weerspreken en heeft een spoedappel en een nieuw kort geding moeten instellen.
4. Het verweer
4.1 Het standpunt van verweerder houdt in:
Verweerder heeft klager sub 1 gelet op de ernst van de ontvangen signalen op korte termijn gedagvaard. Verweerder heeft met toestemming van de rechtbank op korte termijn gedagvaard. Verweerder heeft zich aan alle procesreglementen gehouden bij de betekening van de dagvaarding in kort geding.
Het was verweerder niet bekend of de vorige advocaat in juni 2009 nog optrad als advocaat van klager sub 1. De laatste procedure was geëindigd in november 2008. Daarna is er niets meer gebeurd.
Verweerder heeft pas achteraf gehoord dat klager sub 1 door de week niet op zijn woonadres verbleef. Achteraf is gebleken dat klager sub 1 in kort geding niet is verschenen omdat hij de dagvaarding pas in het weekend op zijn woonadres had aangetroffen.
5. Ontvankelijkheid van de klacht
De raad stelt voorop dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of een nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
Klager sub 2 had aanvankelijk een klacht, die bestond uit twee onderdelen, op persoonlijke titel ingediend. Nadat de deken hem had medegedeeld hem niet ontvankelijk te achten in het eerste onderdeel van de klacht en het tweede onderdeel ongegrond te oordelen, heeft klager sub 2 te kennen gegeven het tweede onderdeel van de klacht te laten vallen en het eerste onderdeel van de klacht mede namens zijn cliënt, klager sub 1, in te dienen.
Ten aanzien van de gehandhaafde klacht valt niet in te zien in welk belang klager sub 2 is getroffen, zodat klager sub 2 niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Nu klager sub 2 heeft gesteld de klacht mede namens klager sub 1 in te dienen merkt de raad klager sub 1 tevens als klager aan. De raad zal klager sub 1, als belanghebbende, ontvankelijk verklaren.
6. Beoordeling van de klacht.
6.1. De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
6.2. Verweerder heeft klager sub 1, gelet op het spoedeisend karakter van de zaak, op de door de rechtbank bepaalde termijn gedagvaard. Verweerder heeft aldus gehandeld binnen de kaders van de wet en binnen de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekwam. Niet valt in te zien welk verwijt verweerder hiervan tuchtrechtelijk valt te maken.
6.3. Anders is dit ten aanzien van het feit dat verweerder heeft nagelaten de bij hem bekende advocaat van klager sub 1 van het kort geding op de hoogte te stellen. Ook indien verweerder twijfelde of deze advocaat nog wel optrad voor klager sub 1 had het, gelet op de eerdere betrokkenheid van deze advocaat bij dit dossier en het belang en het spoedeisend karakter van de zaak, op de weg van verweerder gelegen deze in ieder geval te informeren over de datum van het kort geding, zodat deze nog tijdig actie ten behoeve van klager sub 1 had kunnen ondernemen. Verweerder heeft door dit na te laten de belangen van klager sub 1 nodeloos geschaad, hetgeen hem alle omstandigheden in aanmerking genomen tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
7. Beslissing
De raad verklaart klager sub 1 ontvankelijk en klager sub 2 niet-ontvankelijk in de klacht.
De raad wijst onderdeel 1 van de klacht van klager sub 1 als ongegrond af.
De raad verklaart onderdeel 2 van de klacht van klager sub 1 gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter, en mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, P.J.W.M. Theunissen, A.L.W.G. Houtakkers en E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2010.
Griffier voorzitter
Verzonden op:
18 mei 2010.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.