Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1256

Zaaknummer

10-098A

Inhoudsindicatie

 Klacht over het niet nagaan of cliënt recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand. De raad stelt vast dat afspraken omtrent financiële aspecten van de zaak niet (volledig) schriftelijk zijn vastgelegd. Het risico hiervan is voor de advocaat. Klacht gegrond, enkele waarschuwing.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 14 december 2010

in de zaak 10-098 A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 22 maart 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

 

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

 

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief 19 maart 2010, door de raad ontvangen op 22 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 12 oktober 2010 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 12 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.

2 Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:

(i) onvoldoende te zijn nagegaan of klager in aanmerking zou komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, terwijl daar volgens klager wel termen voor aanwezig waren. Verweerder zou klager hebben medegedeeld dat klager daar geen recht op zou hebben terwijl verweerder op de hoogte was van de slechte financiële situatie van klager;

(ii) zich gedurende de hoger beroepsfase van de bestuursrechtelijke procedure bij de Centrale Raad van Beroep ontijdig te hebben onttrokken aan de zaak, door hem mede te delen dat verweerder klager niet zou vergezellen ter zitting, wegens een onbetaald gelaten declaratie;

(iii) gedurende de beroepsfase van de bestuursrechtelijke procedure te hebben verzuimd de door de boekhouder van klager aan verweerder ter beschikking gestelde relevante stukken (tijdig) aan de rechtbank over te leggen.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder heeft klager in de periode vanaf september 2004 in een drietal procedures bijgestaan. De zaken hielden verband met klagers taxibedrijf. De eerste betrof een civielrechtelijke kwestie, de tweede een bestuursrechtelijke en de derde een strafrechtelijke kwestie.

3.2 Op 1 juli 2004 hebben klager en verweerder over de civiele zaak gesproken. Aannemelijk is dat daarbij ook het onderwerp gefinancierde rechtsbijstand aan de orde is geweest en dat verweerder heeft medegedeeld niet op basis van een toevoeging te werken. Blijkens de op 5 september 2004 aan klager verzonden opdrachtbevestiging is het besprokene omtrent de toevoegingskwestie toen niet schriftelijk vastgelegd. (pagina 16 klachtdossier). Ter zitting is voorts komen vast te staan dat verweerder ook niet anderszins de inhoud van dat gesprek op dit punt schriftelijk aan klager heeft bevestigd alsmede dat verweerder en klager voorafgaand aan de tweede en derde zaak niet opnieuw over dit onderwerp hebben gesproken.

3.3 Aanvankelijk heeft klager de declaraties van verweerder voldaan. Vanaf 2006 heeft klager de declaraties van verweerder niet tijdig of niet volledig betaald. Verweerder heeft klager er vanaf januari 2007 meerdere keren op gewezen dat, indien zijn declaraties onbetaald zouden blijven, hij zijn werkzaamheden zou neerleggen en de vordering ter incasso uit handen zou geven (zie bijvoorbeeld de brieven van verweerder van 24 januari 2007, 20 augustus 2007, 2 en 18 juli 2008, bladzijde 23 t/m 28 van het klachtdossier).

3.4 Kort nadat verweerder in de bestuursrechtelijke zaak de datum voor de behandeling van het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep had vernomen, heeft verweerder klager bij brief van 10 augustus 2009 bericht dat hij geen werkzaamheden meer voor klager zou verrichten en klager dus ook niet zou bijstaan tijdens de zitting op 15 september 2009.

3.5 Klager heeft vervolgens een nieuwe advocaat gezocht en gevonden, welke nieuwe advocaat klager tijdens de zitting op 15 september 2009 heeft bijgestaan.

3.6 In de bestuursrechtelijke procedure heeft verweerder tijdens de bezwaarfase klager verzocht hem stukken te verschaffen waaruit zou blijken op welke wijze klager de aanschaf van zijn nieuwe taxi had gefinancierd. Dat verweerder die stukken nodig had blijkt uit een brief van de gemeente Amsterdam van 20 juni 2006 (bladzijde 70 van het klachtdossier), waarin om dergelijke stukken wordt gevraagd, welke brief verweerder op 23 juni 2006 aan klager heeft doorgezonden (bladzijde 69 van het klachtdossier). Het bezwaar van klager is vervolgens afgewezen.

3.7 Uit faxberichten van de boekhouder van klager van 1 en 5 februari 2008 blijkt dat de boekhouder van klager op deze data stukken aan verweerder heeft gezonden waaruit de financiering van de aankoopprijs van de taxi kon blijken. Eerstgenoemde fax is, zoals blijkt uit de ontvangsttijd van de fax (01/02/2008 16.20 uur) welke linksboven op het faxbericht is vermeld, kennelijk abusievelijk gedateerd op 1 februari 2007 ( zie pagina 75 klachtdossier).

3.8 Verweerder heeft de van de boekhouder van klager ontvangen stukken vervolgens op 8 februari 2008 aan de Centrale Raad van Beroep toegezonden.

4 Beoordeling klachtonderdeel (i)

4.1 Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat.

4.2 Voorop staat het uitgangspunt – zoals neergelegd in regel 24 lid 1 en 3 van de Gedragsregels voor advocaten -  dat een advocaat bij het begin van een zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, met zijn cliënt dient te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Dat is slechts anders indien een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt hiervoor niet in aanmerking kan komen. Hierbij geldt voorts dat, wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp maar er niettemin voor kiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.

4.3 Vast staat dat klager en verweerder het onderwerp toevoeging tijdens het gesprek op 1 juli 2004 hebben besproken. Zij verschillen echter van mening over wat er precies is besproken. Vast staat voorts dat verweerder hetgeen hij met klager op dit punt heeft besproken niet schriftelijk heeft vastgelegd. Tenslotte staat vast dat verweerder niet bij aanvang van de tweede en derde zaak die hij voor klager heeft behandeld, met klager overleg heeft gepleegd of er op dat moment termen waren om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.

4.4 Uit het voorgaande blijkt dat onduidelijk is of verweerder bij het begin van de eerste zaak met klager heeft besproken of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. De raad is van oordeel dat deze onduidelijkheid – nu verweerder hetgeen is besproken niet schriftelijk heeft vastgelegd – voor rekening en risico van verweerder dient te komen. Verweerder heeft voorts nagelaten bij aanvang van de tweede en derde zaak met klager te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. De raad is van oordeel dat verweerder hierdoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5 Beoordeling klachtonderdeel (ii)

5.1 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is uitgangspunt dat het een advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Wanneer een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dit wel op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

5.2 Vast staat dat verweerder klager er meerdere keren op heeft gewezen dat, indien verweerders declaraties onbetaald zouden blijven, hij zijn werkzaamheden zou neerleggen. Verweerder heeft klager voorts bij brief van 10 augustus 2009 kort nadat hij had vernomen dat de mondelinge behandeling bij de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2009 zou plaatsvinden, bericht geen werkzaamheden meer voor klager te verrichten en hem dus ook niet bij te zullen staan op de zitting van 15 september 2009. Vast staat dat klager vervolgens een andere advocaat heeft gezocht en gevonden en dat die advocaat klager op genoemde zitting heeft bijgestaan.

5.3 Gezien het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder de opdracht van klager op zorgvuldige wijze heeft neergelegd. Klager heeft hiervan bovendien geen inhoudelijk nadeel ondervonden.

5.4 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

6. Beoordeling klachtonderdeel (iii)

6.1 Klager verwijt verweerder gedurende de beroepsfase van de bestuursrechtelijke procedure te hebben verzuimd de door de boekhouder van klager aan verweerder ter beschikking gestelde stukken (tijdig) aan de rechtbank over te leggen. Uit het klachtdossier (blz. 40 e.v.) blijkt echter dat verweerder deze stukken pas op 1 februari 2008 heeft ontvangen (en dus niet reeds op 1 februari 2007) en dat hij de stukken op 8 februari 2008 aan de rechtbank heeft doorgeleid. Verweerder heeft de stukken derhalve aan de rechtbank overgelegd en de raad is van oordeel dat verweerder dit bovendien tijdig heeft gedaan.

6.2 Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

7. Maatregel

7.1 Gelet op het hiervoor ten aanzien van klachtonderdeel (i) geconstateerde verwijt is de raad van oordeel dat een maatregel dient te worden opgelegd. De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

 klachtonderdeel (i) gegrond;

 de klachtonderdelen (ii) en (iii) ongegrond;

 legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, J.M. van de Laar, M.A. le Belle, M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2010.

voorzitter                                                                      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

 klager;

 verweerder;

 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

 verweerder;

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Voor wat betreft de ongegrond verklaarde onderdelen kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

 klager;

 verweerder;

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

 de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het verzet moet binnen een termijn van 14 dagen na verzending van de beslissing worden gedaan door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift dus in het bezit zijn van de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend:

a. Per post

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is: Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd ten kantore van het advocatenkantoor Van Doorne N.V. aan het adres Jachthavenweg 121, 1081 KM te Amsterdam. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van de griffie van de raad van discipline is: 020 - 7954 275. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

d. Telefonische informatie

 020 - 6789275.

* * *