Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0745

Zaaknummer

10-30

Inhoudsindicatie

Klacht tegen stagiaire (onder meer manco's in de dienstverlening) en patroon (wegens onvoldoende toezicht) in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

Zie de bijzonderheden van het geval. Geen schade toegebracht aan belangen cliënt door met de wederpartij in overleg te gaan hetgeen in al jaren slepende zaken leidde tot voor cliënt onaanvaardbare voorstellen. Na een mislukt kortgeding (terzake waarvan geen tuchtrechtelijk verwijt) geen hoger beroep of nieuw kortgeding omdat klager voorgeschoten kosten niet betaalde. Geen tuchtrechtelijk verwijt.

Uitspraak

10-30

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

      

Inzake

klager

tegen

mr. [ X ]

mr. [ Y ]

beiden advocaat te [ ]

hierna ook te noemen verweerder(s)

1. Op 4 december 2009 heeft klager met de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, mr. J.A. Holsbrink gesproken, naar aanleiding van klagers verzoek hem behulpzaam te zijn bij het formuleren van klacht een tegen verweerders. De klacht is door mr. J.A. Holsbrink op schrift gesteld en onderzocht.  Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 16 maart 2010 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn binnengekomen bij de Raad op 18 maart 2010.

2. Verweerder X heeft klager in diverse kwesties bijgestaan. Mr. Y was als patroon van mr. X indirect bij de zaak betrokken. De klacht tegen mr. X valt in de volgende onderdelen uiteen.

Klachtonderdeel a.

Ten onrechte heeft mr. X, nadat hij met klager voor een gezamenlijke bespreking op 25 januari 2009 in Den Haag bij Aegon is geweest, niets meer in de zaak tegen Aegon gedaan. Als gevolg daarvan is geen voortgang meer geboekt in deze zaak. Ook in de kwestie tegen het uitzendbureau Start heeft mr. X vanaf april 2009 niets meer gedaan. Sedert het kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Almelo, dat is verloren, heeft mr. X niets gedaan om het probleem van het tot een te hoog bedrag door de deurwaarder gelegde beslag op zijn inkomen aan te pakken. Door in het algemeen de zaken niet meer op te pakken en geen actie te ondernemen, heeft mr. X de kwesties die hij voor klager in behandeling had geen goed gedaan en konden deze niet definitief worden afgewikkeld.

Klachtonderdeel b.

In de kwestie met uitzendbureau Start heeft mr. X zonder overleg met klager laten weten dat klager, teneinde een minnelijke regeling te bewerkstelligen, bereid was genoegen te nemen met een fractie van zijn vordering ter zake geleden schade, die volgens de berekeningen van klager € 2.000.000,-- groot is. De reactie van uitzendbureau Start, te weten de kwestie voor een bedrag van € 1.000,-- te willen schikken, bewijst dat het op eigen houtje handelen door mr. X tot een desastreuze gang van zaken heeft geleid.

Klachtonderdeel c.

Mr. X heeft ten onrechte niet de deurwaarder zelf, maar het deurwaarderskantoor  gedagvaard teneinde het gelegde beslag op de WAO-uitkering door de deurwaarder aan te passen aan de werkelijke financiële omstandigheden van klager. Daardoor werd klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen door de voorzieningenrechter, die overigens ook opmerkte dat de vordering bij de voorzieningenrechter in Zutphen had moeten worden ingediend.

Klachtonderdeel d.

Mr. X heeft voorts ten onrechte nagelaten in dat kort geding een berekening te verstrekken van het bedrag dat op grond van het gelegde beslag door de deurwaarder ingehouden zou mogen worden.

Klachtonderdeel e.

Mr. X heeft ten onrechte, na afwijzing van de vordering in kort geding, door de voorzieningenrechter bij de rechtbank Almelo, geen nieuw kort geding gestart bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen.

Klachtonderdeel f.

Ten onrechte heeft mr. X geen schadevergoeding aangeboden ten aanzien van het ten onrechte dagvaarden van deurwaarderskantoor in plaats van de deurwaarder in persoon. Klager is van oordeel dat ten gevolge van de nalatigheid van mr. X om hem schadeloos te stellen, ontruiming van zijn woning voorzien werd op donderdag 10 december 2009, doordat ten gevolge van het te hoog gelegde beslag door de deurwaarder klager te weinig inkomen overhield om zelfs maar zijn vaste lasten te voldoen.

Klachtonderdeel g.

Ten onrechte heeft mr. X een declaratie voor het kort geding aan hem verzonden.

De klacht tegen mr. Y betreft het verwijt dat mr. Y onvoldoende zijn stagiaire, mr. X, als patroon heeft begeleid en hem onvoldoende met raad en daad terzijde heeft gestaan bij de kwesties die mr. X voor klager in behandeling had, ondanks het feit dat mr. Y bij aanvang van de bemoeienissen heeft medegedeeld dat, alhoewel de feitelijke behandeling van de kwesties door mr. X zou geschieden, hij voortdurend de gang van zaken in de verschillende kwesties zou blijven volgen en begeleiden.

4. Verweerders hebben verweer gevoerd. Mr. X heeft mede namens mr. Y het volgende aangevoerd. Verweerders hebben de behandeling van een aantal kwesties overgenomen. De kwesties tegen Aegon en het uitzendbureau Start speelden reeds jaren. Klager is aanvankelijk door andere advocaten bijgestaan.

Op 4 februari 2009 vond het kort geding tegen het deurwaarderskantoor plaats. Deze vordering is afgewezen. Nadien zijn er nog 9 besprekingen met klager gevoerd. Daarnaast is nog een zeer uitvoerig gecorrespondeerd met klager.

Verweerder(s) betwisten dat zij op eigen houtje schikkingsonderhandelingen met het uitzendbureau Start hebben gevoerd.  Overleg met het uitzendbureau Start heeft weliswaar geleid tot een voorstel door Start tot het betalen van een bedrag van

€ 1.000,--, welk voorstel aan klager is overgebracht, doch dit voorstel is nimmer geaccepteerd.

Klager kon een aantal belangrijke stukken, zoals stuitingsbrieven en polissen, niet overleggen, alhoewel hij stelde dat deze wel voorhanden waren.

De voorzieningenrechter te Almelo heeft de vorderingen van klager afgewezen. Dit oordeel is voor discussie vatbaar is. Er is geen hoger beroep ingesteld. Tijdens het kort geding kwam de berekening op basis waarvan de deurwaarder de beslag vrije voet had vastgesteld ter sprake, welke berekening door klager niet aan verweerder is overgelegd, zodat ook hij deze berekening niet kon overleggen.

Er is geen nieuw kort geding noch een bodemprocedure gestart, omdat klager in gebreke bleef om het verschuldigde griffierecht voor het kort geding bij de voorzieningenrechter te Almelo in zijn geheel te voldoen. Van verweerders kan niet verwacht worden allerhande kosten te maken, waarvan zij de betaling maar moeten afwachten.

Er is geen reden geweest om enige schadevergoeding aan te bieden ten aanzien van het verloop van het kort geding bij de voorzieningenrechter te Almelo. De ontruiming van klager en zijn echtgenote die voorzien werd in december 2009, is niet het gevolg van de afwijzing van de vorderingen van klager in kort geding. Nu de stellingen van klager er bovendien op waren gebaseerd dat slechts over zijn inkomen kon worden beschikt ter voldoening van de vaste lasten, voeren verweerders aan dat de partner van klager inmiddels beschikte over een AOW-uitkering, als gevolg waarvan het inkomen van klager en zijn partner hoger is dan klager doet voorkomen.

Het feit dat de uitkomst van het kort geding niet was overeenkomstig de verwachtingen van klager, impliceert niet dat verweerders een schadevergoeding aan klager zouden moeten betalen. Verweerders hebben geen enkel bedrag aan honorarium in rekening gebracht aan klager maar slechts de verschotten. Klager komt niet in aanmerking voor een toevoeging.

Mr. Y is bij nagenoeg alle besprekingen die mr. X met klager op kantoor heeft gevoerd aanwezig geweest en was ook overigens van het verloop van de zaak op de hoogte. Het door klager geuite verwijt jegens mr. Y is derhalve onjuist.

5. De Raad gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende gegevens.

Medio 2008 heeft klager een aantal zaken, waaronder de drie kwesties waarover klager klaagt in behandeling gegeven aan mr. X, op dat moment de stagiaire van mr. Y. Het betrof onder andere een kwestie tegen Aegon, met betrekking tot een gepretendeerde aanspraak op een uitkering uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Aegon heeft voorgesteld de zaak voor een bedrag van € 25.000,-- definitief te schikken. Dat voorstel is niet geaccepteerd door klager.

Voorts gaf klager een kwestie in behandeling tegen uitzendbureau Start, dat in 1987 ten onrechte het faillissement van klager zou hebben aangevraagd. De vordering die destijds ten grondslag is gelegd aan de faillissementsaanvraag, zou door klager op het moment dat de faillissementsaanvraag behandeld werd zijn voldaan, als gevolg waarvan er op datum van het uitspreken van het  faillissement slechts één crediteur was. Klager kon op het moment van de behandeling van de faillissementsaanvraag geen verweer voeren in verband met een verblijf in het ziekenhuis. Start heeft voorgesteld die kwestie alsnog te schikken voor een bedrag van € 1.000,--. Dit voorstel is evenmin geaccepteerd.

Voorts is de kwestie tegen deurwaarderskantoor Tijhuis in behandeling genomen. De deurwaarder heeft op de WAO-uitkering van klager beslag gelegd ter zake een niet afbetaald doorlopend krediet dat klager bij de Rabobank had afgesloten. De afbetaling van de vordering van de Rabobank liep al jaren via beslaglegging. Het  deurwaarderskantoor zou ten onrechte al jarenlang weigeren de wettelijke maatstaven met betrekking tot de beslagvrije voet te hanteren en de beslagvrije voet niet willen herberekenen naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden.

6.      De Raad beoordeelt de diverse klachtonderdelen tegen mr. X als volgt.

 

Klachtonderdeel a.

Klager verwijt verweerders dat zij na afwijzing van zijn vordering in kort geding zijn belangen nadien onvoldoende hebben behartigd en onvoldoende voortvarend te werk zijn gegaan. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat ook ná de afwijzing van zijn vordering in kort geding er nog veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden met klager en stellen dat er ook ná 25 februari 2009 (de datum van het kort gedingvonnis) nog 9 besprekingen hebben plaatsgevonden. Ook is er nog veelvuldig gecorrespondeerd met klager. Klager heeft op dat verweer gereageerd maar bestrijdt de stellingen van verweerders onvoldoende althans onvoldoende begrijpelijk. Klachtonderdeel a. is daarom onvoldoende feitelijk onderbouwd en derhalve kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b.

De onderhandelingen die mr. X namens klager heeft gevoerd, hebben geleid tot schikkingsvoorstellen, die niet door klager zijn geaccepteerd. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat de gevoerde schikkingsonderhandelingen tot desastreuze gevolgen voor klager zouden hebben geleid en waaruit deze gevolgen dan zouden bestaan. Namens klager zijn geen voorstellen geaccepteerd, zodat de conclusie gerechtvaardigd lijkt dat mogelijke gevolgen achterwege zijn gebleven. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens onvoldoende feitelijk onderbouwd en kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van klager afgewezen. Dat dat kon gebeuren brengt op zichzelf genomen en zonder meer geen tuchtrechtelijke verwijt met zich. De door mr. X ingenomen stelling dat het deurwaarderskantoor, en niet de deurwaarder zelf, aansprakelijk was, is niet zo apert onjuist, dat op grond daarvan zou moeten worden aangenomen dat sprake is geweest van een kunstfout en dat mr. X een tuchtrechtelijk verwijt past.  Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel d.

Onvoldoende is komen vast te staan dat aan verweerder(s) te verwijten valt dat de berekening van een beslagvrije voet bij het kort geding niet is overgelegd. Klager heeft die berekening van de deurwaarder niet ter beschikking gesteld van verweerder(s). Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel e.

Verweerders hebben aangevoerd dat na het kort geding bleek dat klager niet alle ter zake doende gegevens voorafgaande aan het kort geding had verstrekt. De partner van klager zou inmiddels over een AOW uitkering beschikken.  Dit is onvoldoende feitelijk weersproken door klager. Van verweerders kon niet worden verwacht dat zij de kosten voor het voeren van een nieuwe kort geding of van een hoger beroep voor zouden moeten schieten voor klager, zulks terwijl klager de kosten van het eerste kort geding nog niet had voldaan. Verweerder(s) treft derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt dat er, al dan niet in samenspraak met klager, van is afgezien een nieuw kort geding te starten dan wel in hoger beroep te komen van het kort gedingvonnis van 25 februari 2009. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f.

Verweerders weerspreken klagers stelling dat de ontruiming van de woning van klager die werd voorzien in december 2009 in direct verband staat met het feit dat verweerders geen schadevergoeding hebben aangeboden voor het verloren kort geding tegen het deurwaarderskantoor. Klager voert in zijn repliek geen nadere feiten of omstandigheden aan op grond waarvan dat verband wel zou kunnen worden aangenomen. Verweerders hebben bovendien betwist dat er sprake is van een gemaakte beroepsfout als gevolg waarvan zij schadeplichtig zouden zijn geworden. Klachtonderdeel f. is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g.

Klager heeft niet gesteld, noch is gebleken dat klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp. Evenmin is gebleken van (andere) zó ernstige door verweerders gemaakte fouten dat een declaratie achterwege had behoren te blijven. Nu bovendien de declaratie enkel en alleen de griffierechten en de deurwaarderskosten betrof, kosten die verweerders hebben voorgeschoten voor klager, ziet de voorzitter niet in op welke wijze verweerders enig tuchtrechtelijk verwijt zou treffen. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

Klacht tegen mr. Y

De voorzitter is van oordeel dat mr. X geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. De klacht dat mr. Y zijn stagiaire onvoldoende zou hebben begeleid, welke klacht de voorzitter relateert aan de verwijten die klager mr. X maakt, snijdt reeds daarom geen hout. Ambtshalve overweegt de voorzitter dat uit het feit dat mr. Y niet zelfstandig heeft gereageerd, niet kan worden afgeleid dat het in deze klachtzaak gevoerde verweer niet namens mr. Y zou zijn gevoerd. Voor zover de klachtonderdelen betrekking hebben op de rol van mr. Y, kunnen deze klachtonderdelen derhalve eveneens worden verworpen.

 

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

       

Voorzitter

Deze beslissing is gegeven op 15 april 2010 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op    april 2010.