Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0239

Zaaknummer

08-347A

Inhoudsindicatie

De klacht ziet op onnavolgbaar financieel beleid, gebrekkige communicatie en onzorgvuldig adviseren en handelen. Verweerster heeft niet steeds gespecificeerd en overzichtelijk gedeclareerd en een voorschot niet tijdig afgerekend; klachtonderdeel gegrond. Verweerster heeft voorts een vonnis niet tijdig aan klagers doorgezonden en niet schriftelijk geadviseerd over de mogelijkheid van appel cq schriftelijk bevestigd dat klagers geen appel wensten in te stellen; klachtonderdeel (deels) gerond. De overige klachtonderdelen zijn niet komen vast te staan. Maatregel, de persoonlijke omstandigheden van verweerster in aanmerking genomen: enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

 

 

BESLISSING d.d. 11 januari 2010

in de zaak 08-347A

______________________________

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de 18 december 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:

 

De heer

k l a g e r   s u b   1

 

Mevrouw

Vertegenwoordigd door klager sub 1

k l a a g s t e r   s u b   2

 

tegen:

 

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

 

1.          Verloop van de procedure

 

1.1               Bij brief van 17 december 2008, door de raad ontvangen op 18 december 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van 6 april 2009 in het bijzijn van klager sub 1 en diens gemachtigde. Vervolgens is de behandeling van de klacht voortgezet ter zitting van 5 oktober 2009 in aanwezigheid van klager sub 1, diens gemachtigde en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.2               De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 31, van de bijlagen A, B en C, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst, en van de nagestuurde stukken genummerd 32 tot en met 34 .

 

2.          Klacht

 

2.1               De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij:

 

(a)     een onnavolgbaar financieel beleid heeft gevoerd;

 

(b)     gebrekkig met klagers heeft gecommuniceerd waardoor zij onder meer onvoldoende voorbereid op een zitting zijn verschenen; daarnaast verweerster dikwijls slecht of in het geheel niet bereikbaar was en niet kwam opdagen op afspraken; verder heeft verweerster nagelaten een vonnis van de rechtbank Haarlem aan klagers door te leiden, evenmin heeft zij hen omtrent de mogelijkheden van hoger beroep tegen dat vonnis informatie verstrekt;

 

(c)     in de advisering en behartiging van de belangen van klagers onzorgvuldig heeft gehandeld.

 

3.         De feiten

 

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

 

3.1        Verweerster is als advocaat opgetreden voor klagers in verband met strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures die betrekking hadden op het (mogelijk) ten onrechte ontvangen van sociale uitkeringen. Verweerster heeft klaagster sub 2 bijgestaan, onder meer in een bezwaarprocedure en een beroepsprocedure die volgden op een beschikking van de sociale verzekeringsbank en in een tegen haar aanhangig gemaakte strafzaak. Verweerster heeft voorts klager sub 1 bijgestaan in een tegen hem aanhangig gemaakte strafzaak.

 

3.2              Op verzoek van verweerster heeft klaagster sub 2 bij aanvang van de zaak tot tweemaal toe een voorschot betaald van € 661,65 inclusief BTW, respectievelijk

€ 1.785 inclusief BTW. Er was een uurtarief van € 125 per uur afgesproken. Klaagster sub 2 heeft maandelijks declaraties voor verrichte werkzaamheden ontvangen en deze declaraties heeft zij ook voldaan. De declaratie van verweerster over de maand september 2006 bevat een telfout van 200 minuten in het nadeel van verweerster. Verweerster heeft op deze declaratie een “urenreductie” van 150 minuten geven en komt zo op een rond bedrag van € 2.000 aan honorarium.

 

3.3              Voor de beroepsprocedure tegen de beslissing op bezwaar van de sociale verzekeringsbank heeft verweerster op 13 november 2006 met klaagster sub 2 een vaste prijsafspraak gemaakt. Het honorarium werd bepaald op € 4.000. In december volgden nog declaraties over de maanden oktober en november 2006 voor werkzaamheden die waren verricht voor de prijsafspraak werd gemaakt. In januari 2007 is wederom een vaste prijsafspraak van € 800 gemaakt voor bezwaar tegen de beslissing van de sociale verzekeringsbank omtrent de afbetalingsregeling. Voor het bijstaan van klaagster sub 2 in de strafzaak heeft verweerster een honorariumbedrag van € 1.300 aan klaagster sub 2 in rekening gebracht. Voor bijstand aan klager sub 1 in de strafzaak bracht verweerster een honorariumbedrag van € 950 in rekening.

 

3.4              Klagers hebben alle declaraties van verweerster voldaan. Op het verzoek van klaagster sub 2 van 30 december 2006, om het betaalde voorschot van € 2.446,65 in het totaal aan haar te retourneren, is verweerster aanvankelijk niet ingegaan. Bij e-mail van 15 januari 2007 heeft verweerster echter meegedeeld het voorschot te zullen retourneren bij afsluiting van de zaak van klaagster sub 2. Ondanks nadere verzoeken van klagers vanaf juni 2007, heeft verweerster geen eindafrekening gestuurd en de ontvangen voorschotten niet geretourneerd.

 

3.5              Het vonnis van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, van 9 juli 2007 dat bij brief van de griffie van 12 juli 2007 aan verweerster werd verzonden, hebben klagers (aanvankelijk) niet van verweerster ontvangen. Verweerster heeft klagers bij e-mail van 16 juli 2007 bericht dat "de uitspraak is aangehouden tot 13 weken". Verweerster heeft klagers geen schriftelijke informatie verstrekt over de mogelijkheden van een eventueel hoger beroep.

 

3.6              Tijdens een zitting van de politierechter zijn klagers onder meer geconfronteerd met een verslag van een zeer uitgebreid verhoor van de buurvrouw van klaagster sub 2 door rechercheurs van de sociale verzekeringsbank.

 

 4.        Beoordeling onderdeel (a) van de klacht.

 

4.1               De raad stelt voorop dat het een advocaat die een opdracht aanvaardt betaamt om gespecificeerd en overzichtelijk te declareren. Vanzelfsprekend dienen eventueel ontvangen voorschotten die niet met declaraties aan de cliënt zijn verrekend terstond, althans op eerste verzoek van de cliënt, aan de cliënt te worden terugbetaald.

 

4.2               De raad heeft vastgesteld dat verweerster 12 declaraties aan klaagster heeft gezonden, waarvan drie met specificatie en negen zonder specificatie. Daarbij is de raad gebleken dat bij een deel van die specificaties 7% kantoorkosten over de verschuldigde BTW in rekening is gebracht, hetgeen vanzelfsprekend niet juist is. Verder heeft de raad vastgesteld dat verweerster haar toezegging tot terugbetaling van als voorschot ontvangen bedragen niet is nagekomen.

 

4.3               Dat verweerster heeft aangevoerd dat haar declaraties werden opgesteld door haar boekhouder en dat ook de terugbetaling van de bedoelde voorschotten volgens verweerster door die boekhouder plaats zou moeten vinden, maakt het voorgaande niet anders. Verweerster is vanzelfsprekend zelf verantwoordelijk voor het juist en zorgvuldig declareren en zonodig terugbetalen van voorschotten.

 

4.4               Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster een onnavolgbaar financieel beleid heeft gevoerd, althans onzorgvuldig heeft gehandeld zowel met betrekking tot het opstellen van declaraties als met betrekking tot het afrekenen van voorschotten. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

5.      Beoordeling onderdeel (b) van de klacht.

 

5.1        De raad stelt voorop dat het een advocaat conform vaste jurisprudentie van het hof van discipline betaamt om zijn cliënten op correct wijze omtrent de voortgang van de door hem gevoerde procedures op de hoogte te houden. Vast is komen te staan dat verweerster de uitspraak van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, van 9 juli 2007 niet aan klagers heeft doorgezonden. Verweerster heeft aangevoerd door de rechtbank onjuist te zijn geïnformeerd over de datum waarop die uitspraak gewezen zou worden. Voorts heeft zij aangevoerd dat de betreffende uitspraak (mogelijk) als gevolg van het faillissement van een vennootschap die op hetzelfde adres als verweersters kantoor gevestigd was, is kwijtgeraakt, althans deze niet (tijdig) te hebben ontvangen.

 

5.2        De raad is van oordeel dat ook als de betreffende uitspraak op het adres van het kantoor van verweerster zou zijn zoekgeraakt, dat voor haar verantwoordelijkheid komt. Verder betrekt de raad bij haar oordeel dat van verweerster meer dan een normale zorgvuldigheid had mogen worden verwacht in verband met het feit dat verweerster noch klagers op de zitting van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, van 10 mei 2007 aanwezig zijn geweest, terwijl verweerster ermee bekend mag worden verondersteld dat er tegen de betreffende uitspraak slechts binnen zes weken na de dag van verzending daarvan, hoger beroep kon worden ingesteld. De raad acht verweersters handelwijze gezien het voorgaande in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

 

5.3    De raad is voorts van oordeel dat het op verweersters weg had gelegen om klaagster sub 2 schriftelijk te informeren omtrent de mogelijkheden om tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 9 juli 2007 in hoger beroep te gaan. Voorzover klaagster sub 2 al zou hebben aangegeven niet in hoger beroep te willen, had het op verweersters weg gelegen dit schriftelijk te bevestigen. De raad acht dit gedeelte van dit klachtonderdeel dan ook gegrond.

 

5.4    Hetgeen voor het overige in dit klachtonderdeel aan de orde is gesteld, waaronder onvoldoende voorbereid op een zitting verschijnen, slechte bereikbaarheid en het niet nakomen van afspraken door verweerster, is naar het oordeel van de raad – in aanmerking genomen hetgeen verweerster gemotiveerd heeft aangevoerd – niet komen vast te staan.

 

6.      Beoordeling onderdeel (c) van de klacht.

 

6.1    Verweerster heeft aangevoerd dat de verklaring die de buurvrouw van klaagster sub 2 heeft afgelegd tegenover rechercheurs van de sociale verzekeringsbank aan de orde is geweest bij het verhoor van klaagster sub 2 en klager sub 1. Die verklaring heeft de zaak tegen klagers aan het rollen gebracht. Dat klagers tijdens de zitting van de politierechter (voor het eerst) werden geconfronteerd met de verklaringen van de buurvrouw van klaagster sub 2 is dan ook niet komen vast te staan.

 

6.2    Uit hetgeen hiervoor in paragraaf 5.1 tot en met 5.3 is overwogen volgt dat hetgeen klagers verweerster verwijten met betrekking tot het niet doorzenden van het vonnis van 9 juli 2007 en het niet informeren/adviseren over de mogelijkheid van hoger beroep – hetgeen een herhaling is van een deel van klachtonderdeel (b) – tuchtrechtelijk aan haar kon worden verweten.

 

6.3    Omtrent hetgeen klagers verweerster overigens verwijten, het toezenden van een envelop met jurisprudentie zonder toelichting en het aankondigen meer informatie te verzamelen en daarover aan klagers te rapporteren zonder dat te doen, is onvoldoende komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is derhalve deels gegrond, zij het dat – gezien hetgeen in paragraaf 5 is overwogen – van een zelfstandig

         klachtonderdeel geen sprake is.

 

7.      Maatregel

 

7.1    Met het voorgaande is komen vast te staan dat verweerster door te handelen als sub 2.1 samengevat heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

 

7.2    Alle omstandigheden bij zijn afweging betrekkende, waaronder de door verweerster aangevoerde persoonlijke omstandigheden en het feit dat zij ter zitting haar excuses heeft aangeboden voor het niet tijdig terugbetalen van de betreffende voorschotten, acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend.

 

Beslissing:

 

De raad van discipline:

-                verklaart onderdeel a van de klacht gegrond;

-                verklaart onderdeel b van de klacht deels gegrond;

-                verklaart onderdeel c van de klacht deels gegrond;

-                legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gewezen door: mr. T.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. E.J. Ferman, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. P.J. Mijnssen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2010.

 

 

voorzitter                                                                                          griffier

De beslissing is in afschrift op 11 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager sub 1

-  klaagster sub 2

-  verweerster

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-                 verweerster

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-                 klager sub 1

-                 klaagster sub 2

-                 verweerster

-                 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in  het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

 

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.          Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.     Telefonische informatie

076 – 548 46 07