Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0752

Zaaknummer

09-293A

Inhoudsindicatie

 Verzetzaak. Klager is van mening dat verweerder onvoldoende met klager communiceerde en hem niet vaak genoeg bezocht in de penitentiaire inrichting, dat verweerder de verdediging van klager niet goed voerde en dat hij de gemaakte afspraken niet goed nakwam. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard, omdat de aanpak van verweerder niet kennelijk onjuist lijkt te zijn geweest. Klager heeft in de verzetsprocedure geen – voor het tuchtrecht relevante – nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd die een nieuw onderzoek noodzakelijk maken. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 22 juni 2010

in de zaak 09-293A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r  

 

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 27 oktober 2009, door de raad ontvangen op 29 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 30 november 2009 heeft de voorzitter van de raad de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 december  2009 aan klager is verzonden.

1.3. Bij brief van 11 december 2009,  door de raad ontvangen op 18 december 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 21 april 2010. Verweerder is verschenen.  Klager is niet verschenen ondanks correcte oproep. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 9);

b. het verzetschrift van klager van 11 december 2009.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

• onvoldoende met klager communiceerde en klager niet vaak genoeg bezocht in de penitentiaire inrichting;

• hij de verdediging voor klager niet goed voerde;

• de gemaakte afspraak met betrekking tot de verdediging niet goed nakwam;

• zonder overleg met klager de rechtbank heeft verzocht de zaak zo spoedig mogelijk inhoudelijk te behandelen, terwijl klager van mening was dat er nog onderzoekshandelingen dienden te worden verricht.

2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven in, dat de voorzitter de klacht ten onrechte in al haar onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager meent dat de voorzitter een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt bij de invulling van de maatstaf of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager was tot 15 februari 2010 gedetineerd. Hij is door de rechtbank Amsterdam wegens verduistering veroordeeld tot gevangenisstraf en hem is een ISD-maatregel opgelegd. In eerste aanleg heeft klager verschillende advocaten gehad. In het hoger beroep is verweerder, vanaf 9 januari 2009, advocaat van klager geworden. Op 24 maart 2009 heeft mr. R. de zaak in hoger beroep van verweerder overgenomen. Vervolgens is klager tot 28 april 2009 bijgestaan door mr. J, die de zaak heeft neergelegd wegens ziekte. Toen de Raad voor Rechtsbijstand vervolgens weigerde een toevoeging te verstrekken, heeft verweerder klager opnieuw aangenomen als cliënt.

 

3.2 Klager heeft op 28 juli 2009 een klacht over verweerder ingediend bij de deken. Verweerder vernam dit toen hij klager op 31 juli 2009 belde om hem te vertellen dat het verzoek van klager om verbalisant M te horen als getuige was toegewezen en dat het verhoor op 4 augustus 2009 zou plaatsvinden. Verweerder zei klager dat hij de klacht als een vertrouwensbreuk tussen hen zag en dat hij zijn werkzaamheden daarom zou neerleggen. Echter, op uitdrukkelijk verzoek van klager heeft verweerder zijn werkzaamheden toch hervat, met de bedoeling slechts nog het getuigenverhoor te doen. Toen klager de  deken op 11 september 2009 berichtte de klacht tegen verweerder niet in te zullen trekken, heeft verweerder de rechtsbijstand aan klager definitief beëindigd.

 

4. Beoordeling van de klacht, het verzet

4.1 Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht overwogen dat bij de behandeling van een zaak voorop staat dat de advocaat de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënte het beste zijn gediend. De raad onderschrijft  tevens de overweging van de voorzitter dat de advocaat zijn cliënt wel duidelijk dient te maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is en dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in het algemeen pas sprake kan zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Met de voorzitter is de raad van mening dat de aanpak van verweerder in deze zaak niet kennelijk onjuist voorkomt. Uit de stukken is gebleken dat verweerder steeds na overleg met zijn cliënt uitvoering heeft gegeven aan het door hem uitgestippelde beleid. Bovendien heeft verweerder dit beleid steeds in uitvoerige brieven aan klager bevestigd.

4.2 Met de voorzitter is de raad van mening dat de stukken geen aanleiding geven tot de conclusie dat verweerder onvoldoende met klager zou hebben gecommuniceerd en dat hij klager niet voldoende zou hebben bezocht in de penitentiaire inrichting. Verweerder heeft, onweersproken, gesteld dat hij klager op 9 januari, 5 maart, 20 mei en 28 juli 2009 heeft opgezocht in de penitentiaire inrichting en aldus de zaak met hem heeft besproken. Daarbij moet nog in aanmerking worden genomen dat klager in deze periode ook nog door een andere advocaat is bijgestaan. Daarnaast heeft verweerder zijn cliënt vier brieven geschreven en op zijn verzoek heeft hij namens klager twee pro forma zittingen van het gerechtshof bezocht.

4.3 In het verzetschrift heeft klager niet voldoende gemotiveerd waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrondverklaring van de klachten had kunnen komen. Klager heeft in de verzetprocedure geen – voor het tuchtrecht relevante – nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd die nader onderzoek noodzakelijk maken.

4.4 Met de voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad dan ook terecht en op grond van de juiste overwegingen beslist dat de klacht van klager kennelijk ongegrond is.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet van klager ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2010 door mrs. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark. M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier

voorzitter          griffier

Deze beslissing is in afschrift op 22 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.