Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1129

Zaaknummer

10-086A

Inhoudsindicatie

Verweerder zou zich onnodig grievend tegenover klager hebben uitgelaten door te insinueren dat klager een strafbaar feit zou hebben gepleegd. De formulering van verweerder is onhandig. Klagers rol is echter schimmig. Verweerder heeft in zijn eerste reactie aan de deken reeds excuses gemaakt. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 november 2010

in de zaak 10-086A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r 

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 9 maart 2010, bij de raad binnen gekomen op 11 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 20 september 2010 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt in dat verweerder zich tegenover derden onnodig grievend heeft uitgelaten over klager.

 

3. Feiten

3.1 Klager is in dienst geweest bij Wesa Effecten B.V. (“Wesa”). Klager was belast met het beheer van beleggingsportefeuilles. Een aantal beleggers heeft Wesa aansprakelijk gesteld voor de  resultaten van het beheer van hun portefeuilles. Tussen Wesa en deze beleggers is een geschil ontstaan. Verweerder is de advocaat van Wesa.

3.2 De arbeidsovereenkomst tussen klager en Wesa is medio 2009 ontbonden door de kanton-rechter.

3.3 Verweerder heeft de beleggers, die Wesa aansprakelijk hebben gesteld, in november 2009 een brief geschreven. In de brief is het volgende opgenomen: “Wesa Effecten B.V. (hierna: Wesa) heeft nog een aantal klachtbrieven van haar cliënten ontvangen, Het betreft soortgelijke brieven als Wesa van u ont-ving. Mijn cliënte heeft het sterke vermoeden dat u wordt bijgestaan door [klager]. De feiten waarover u klaagt betreffen handelingen die door [klager] zijn verricht. Mocht blijken dat Wesa jegens u aansprakelijk is, waar Wesa niet vanuit gaat, zal zij regres nemen op [klager]. [Klager] is vorig jaar ontslagen na een zeer vervelende ontslagprocedure, waarbij getracht is door iemand om Wesa en haar bestuurders af te persen ten behoeve van [klager], Hiervan is ook aangifte gedaan bij justitie.”

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De raad neemt tot uitgangspunt dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Daarbij heeft te gelden dat het in het belang van een goede beroepsuitoefening is dat geen onnodig nadeel of leed aan derden wordt toegebracht, bijvoorbeeld doordat uitlatingen worden gedaan die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt.

4.2 De raad is van oordeel dat verweerder door opname van het gedeelte “waarbij getracht is door iemand om Wesa en haar bestuurders af te persen ten behoeve van [klager], Hiervan is ook aangifte gedaan bij justitie”, kan impliceren dat klager een strafbaar feit heeft begaan. Dat siert verweerder niet.  Verweerder had kunnen volstaan met de tekst uit haar brief zonder de hiervoor genoemde passage.

4.3 Daar staat tegenover dat de raad van oordeel is dat verweerder een zekere toelichting over klager aan derden mag verschaffen, zeker nu klager zelf verweerder en/of Wesa in onzeker-heid heeft gelaten of klager de bewuste beleggers nu wel of niet adviseerde, zoals later wel is gebleken. De raad acht de rol van klager daardoor niet transparant.

4.4 De raad acht mede van belang dat verweerder reeds in zijn eerste reactie aan de deken excuses aan klager heeft gemaakt voor zover hij de bewoordingen als onnodig grievend heeft ervaren.

4.5 Alles overziende komt de raad tot het oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder geen sprake is.

 

 

BESLISSING:

4.6 De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2010.

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dat van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 548 4607.