Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-10-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1134
Zaaknummer
10-135
Inhoudsindicatie
In kader van verzoek om aanhouding, op verzoek van de ouders, van een verzoek tot o.t.s. heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd over hun vakantiebestemming. Hij deed dat om de rechtbank en de RvdK gerust te stellen, - er bestond vrees voor ontvoering - en vóórdat klaagster had aangedrongen op geheimhouding van die bestemming. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
10-135
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:
klagers
wonend te [woonplaats]
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1. Klagers hebben zich bij brief d.d. 15 december 2009 over verweerder beklaagd. De klacht is onderzocht door mr. H. Versluis, lid van de raad van toezicht in het arrondissement Almelo, die na afronding van zijn onderzoek het klachtdossier bij brief d.d. 10 september 2010 ter kennis van de raad van discipline heeft gebracht. De stukken zijn op 14 september 2010 door de raad ontvangen.
2. Voorgeschiedenis
Verweerder heeft vanaf eind 2008 tot [….] 2009 rechtsbijstand verleend in een gerechtelijke procedure terzake een door de ex-partner van klaagster aangespannen kort geding tot naleving van de omgangsregeling met betrekking tot zijn en klaagsters dochter [C].
Ook heeft verweerder geadviseerd in verband met klaagsters wens om het eenhoofdig gezag over [C] te krijgen.
Naar aanleiding van een melding fysieke mishandeling heeft de Raad voor de Kinderbescherming op [….] 2009 een onderzoek opgestart naar de opvoedingssituatie van zowel [C] als [D]. ([D] is op [….] 2009 geboren uit de relatie van klagers.) De uitkomst van dat onderzoek zou in de zomer van 2009 aan de rechter worden voorgelegd. De zittingsdatum was eerst bepaald op [….] 2009 maar is in verband met vakantie van klagers verzet naar [….] 2009.
3. Klagers hebben zich beklaagd over het volgende.
1. Verweerder heeft volgens klagers zijn geheimhoudingsplicht geschonden door aan de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtbank informatie te verstrekken over hun vakantiebestemming die zomer terwijl klaagster juist in haar mail van [….] 2009 had benadrukt dat die informatie vertrouwelijk behandeld moest worden.
2. Verweerder heeft klagers ten onrechte niet op de hoogte gehouden van de diverse contacten met de Raad voor de Kinderbescherming.
3. Verweerder heeft klagers niet bekwaam bijgestaan en heeft nagelaten de diverse betrokken instanties op de door klagers gesignaleerde fouten te wijzen. Verweerder had in het bijzonder de afhandeling van de door klagers tegen de school van [C] aangespannen klachtprocedure – over het verstrekken door de school van informatie aan het Algemene Steunpunt Kindermishandeling - moeten bespoedigen, zodat de uitkomst van die procedure (gegrondverklaring van hun klacht) in de gerechtelijke procedure ingebracht had kunnen worden.
4. De voorzitter is van oordeel dat op de klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.
5. Klager is – naast klaagster - ontvankelijk in zijn klacht. De aangelegenheden waarin verweerder aan klagers bijstand verleende raakten ook klager als stiefvader van [C] rechtstreeks.
6. Uit het briefrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van [….] 2009 blijkt dat de Raad in haar concept-rapport van [….] 2009 heeft geadviseerd tot ondertoezichtstelling van beide kinderen. Ondanks veelvuldige contacten met diverse betrokkenen in de periode van [….] tot [….] 2009 over de verblijfplaats van beide kinderen, heeft de Raad onvoldoende duidelijkheid daarover gekregen en ook over de feitelijke opvoedingssituatie. De zorg daarover heeft er toe geleid dat de Raad bij de rechtbank heeft aangedrongen op een spoedige behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling. Verweerder kon dat niet voorkomen.
De zitting is toen bepaald op [….] 2009. Omdat klagers dan op vakantie zouden zijn, heeft verweerder uitstel verzocht. Dat is verleend, tot [….] 2009.
Uit het genoemde briefrapport van de Raad blijkt dat er op [….] en [….] 2009 telefonische contacten zijn geweest tussen de Raad en verweerder over dit uitstelverzoek en dat verweerder informatie heeft verstrekt over de vakantiebestemming van klagers.
In zoverre stemt het rapport van de Raad overeen met de informatie van verweerder dat hij al vóór [….] 2009, toen klaagster hem vroeg om vertrouwelijke behandeling van informatie over de vakantiebestemming, de Raad van die vakantiebestemming op de hoogte had gebracht.
De voorzitter is van oordeel dat verweerder dat ook mocht doen. Toen hem bleek dat er zorg bestond dat klagers voorgoed naar het buitenland zouden vertrekken, voor welke zorg bij verweerder geen aanleiding bestond, lag het ook voor de hand dat verweerder, redenerend vanuit het belang van zijn cliënten, de zorg daarvoor zou trachten weg te nemen.
Dit onderdeel van de klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
Dit onderdeel van de klacht is overigens wel in een vreemd licht komen te staan nu is gebleken dat klagers anders dan zij verweerder hebben willen doen geloven niet naar [land 1] maar naar [land 2] zijn vertrokken, en zoals werd gevreesd met de intentie daar misschien te blijven.
7. Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht overweegt de voorzitter dat het hier kennelijk gaat om contacten die de Raad heeft gehad over het verzoek om uitstel van de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling. Hiervoor is al geconcludeerd dat verweerder die informatie mocht geven in het kader van de beoordeling van het uitstelverzoek. Gesteld noch gebleken is dat het om andere of meer informatie is gegaan. Ook dit onderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
8. Wat betreft het derde onderdeel van de klacht komt de voorzitter tot de conclusie dat verweerder voldoende voortvarend is opgetreden. Dit onderdeel ziet kennelijk op de behandeling van de conceptrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van [….] 2009. Verweerder had daarover op [….] 2006 nog niet de beschikking. Eerst op [….] 2009 ontving hij van klaagster een lijst van mensen die onjuist zouden hebben verklaard. Dat was vlak voor zijn vertrek met vakantie op [….] 2009. Verweerder had klagers van zijn vakantie tevoren op de hoogte gebracht. Hij kon dan ook redelijkerwijs niet eerder in actie komen dan na zijn vakantie.
Ook overigens hebben klagers niet aannemelijk gemaakt dat verweerder in een eerder stadium meer had kunnen en moeten doen. Dat geldt in elk geval voor wat betreft het bespoedigen van de klachtprocedure tegen de school. Dat op enig moment een kort geding geïndiceerd zou zijn is niet gebleken. Het ging om een buitengewoon delicaat onderwerp, het gezag over klagers kinderen, en dan is het doorgaans niet altijd eenvoudig om een lijn uit te zetten die recht doet aan de juridische belangen van de cliënten en daarbij tevens rekening houdt met door klagers gevoelde emoties. Mogelijk hebben klagers dat ervaren als een tekort aan steun aan hún positie van verzorgende ouders. Zij hebben er daarom voor gekozen zich te wenden tot een andere advocaat in de hoop en verwachting dat die meer voor hen partij zou kiezen. Dit brengt echter nog niet mee dat verweerder objectief gesproken in de zorg voor klagers belangen tekort is geschoten. Daarvoor bestaan althans geen aanwijzingen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klacht van klagers is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 14 oktober 2010 door mr. M.J. Blaisse, plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 14 oktober 2010.
Mr. M.J. Blaisse